dinsdag 31 januari 2012

IJsbloemen

“IJsbloemen zijn afzettingen van ijskristallen die vanwege hun vorm met bloemen vergeleken worden.” (Wikipedia) hiervan leren we dan maar weer dat we niet alles wat op Wikipedia staat zomaar klakkeloos over moeten nemen! Onderzoeken is ook goed weten waar je eigenlijk naar zoekt en niet zomaar overal een oorzaak gevolg relatie zien. Maar met deze ijsbloemen kunnen we wel een hypothese opstellen over hoe planten weten wanneer te ontkiemen.

Mijn hypothese is dat het ontkiemen en in bloei komen van planten in belangrijke mate word gereguleerd door de bodem en luchttemperatuur. Ik heb geen onderzoek gedaan of dit klopt of niet maar als je naar de afgelopen dagen kijkt weet je al dat het niets te maken heeft met of het nou Januari is of niet! Robertskruid, Krokus, Winterakoniet, Stengelloze sleutelbloem en dus ook deze Gaspeldoorn ze staan allemaal al in bloei.
Eigelijk is het heel raar om deze planten nu allemaal al in bloei te zien. Bloei kost immers een hoop energie en heeft als doel voortplanting. Die voortplanting word wel moeilijker als je als plant nu bloeit terwijl de bestuivers waarvan je afhankelijk bent pas over ongeveer een maandje of twee beginnen met uitkomen. Vraag is dan natuurlijk: zijn de bestuivers nou laat of de planten nou vroeg?

Het is denk ik maar hoe je het bekijkt. Planten komen in bloei als de temperatuur daar juist voor is (als mijn hypothese tenminste klopt dan!). Dit hoort echter pas rond Februari Maart te gebeuren dus de planten zijn wel een beetje vroeg uit de knop. Maar bestuivers zijn zo geëvolueerd dat ze een bepaalde periode doen over de metamorfose. Deze metamorfose is zo afgestemd dat hij gelijke tred houdt met de piek van de bloeiperiode. Temperatuur heeft hier wel enige invloed op maar een bij doet er nou eenmaal een bepaalde tijd over om van larf bij te worden, net als een baby. Dus eigenlijk lopen de bestuivers ook wel een beetje achter de feiten aan!

Zo zie je maar weer. Natuur, t ’is maar hoe je het bekijkt!

Foto en tekst: Tim van Leeuwen

zondag 29 januari 2012

Vliegende theezakjes


Over het vogeltje dat centraal staat in deze blog kwam medeblogger Robin Kraaij ooit eens met de enigszins aparte uitspraak: ‘als je ze bij hun staartje zou pakken, lijken het net theezakjes!’.

Als je door de gedeeltes met bos van landgoed Larenstein loopt kun je het geluid van de staartmezen haast niet missen. Links, rechts en vooral boven je hoor je ‘Sii-sii-sii’ en ‘Sjrrrp, sjrrrp’. Als je dan even stil blijft staan en even goed zoekt zie je daar hele families van kleine zwart-wit-met-een-beetje-roze bolletjes met, in verhouding tot hun lichaam, een enorm lange staart. Ze eten vooral insecten en halen vele acrobatische capriolen uit om die te pakken te krijgen; ze hangen bijna vaker op de kop aan takjes dan dat ze er rechtop op zitten.

Om ze nu als theezakjes te bestempelen gaat me wat ver, maar echte mezen zijn het ook niet. De staartmezen vormen een eigen taxonomische groep met vele ondersoorten. In Nederland is het hele jaar door de ondersoort europeaus te vinden (zie foto). In verenkleed is deze soort bijna net zo variabel als een buizerd; er zijn donkere en hele lichte variaties te vinden. Vooral de laatste zorgen nog wel eens verwarring onder vogelaars. Er is een noordelijke ondersoort met de naam Witkopstaartmees (ondersoort caudatus). Deze heeft, behalve een zeer witte kop, ook een spierwitte buik en een wollig voorkomen. Ook heeft de witkopstaartmees een scherpe afscheiding tussen het de witte kop en het zwart op de rug. Wanneer een licht uitgevallen ‘gewone’ staartmees niet voldoet aan de eisen om een witkopstaartmees genoemd te worden, noemen vogelaars hem witkoppige staartmees, hetgeen eigenlijk een ‘gewone’ staartmees is. Tijdens het schrijven hiervan raak ik zelf al in de war, laat staan als je in het veld staat met je verrekijker… Gelukkig zijn gevallen van echte witkopstaartmezen doorgaans zeldzaam in Nederland. Alleen in het najaar en winter willen ze nog wel eens vanuit Scandinavië, Rusland of Oost-Europa deze kant op komen en zich mengen met een familie gewone staartmezen. Het kan dus de moeite lonen om in de winter in zo’n groep staartmezen te speuren naar de zeldzame witkopstaartmees. Maar je bent nu gewaarschuwd voor de instinker van de witkoppige variant!

Tekst en foto: Ernstjan Penninkhof

vrijdag 20 januari 2012

De balans opmaken



Aan het eind van het jaar maken wij graag even de balans op van 2011. Heeft het bijvoorbeeld veel geregend vorig jaar of zijn er maanden dat het enorm droog en heet geweest is?
Met dank aan Alfons van Bussel. Hij is tuinman van Landgoed Larenstein en houd met behulp van de het weerstation op het dak van de werkschuur de weergegevens bij voor landgoed Larenstein. Vroeger werden deze gegevens gebruikt bij de proef met de daktuinen die tegenover de ringentuin staan. Deze proef met de daktuinen is inmiddels over maar er word nog altijd dankbaar gebruikgemaakt van de weergegevens voor het bepalen wanneer er water gegeven moet worden.
Maar wat kunnen wij er nou aan zien? Op het moment zijn er nog maar van 3 jaren weergegevens beschikbaar dus kunnen we nog niet zo veel zeggen over trends en dergelijke. In de toekomst is dat misschien wel mogelijk, maar voor nu kunnen we alleen kijken naar wat er het afgelopen jaar gebeurd is.
2011 was een raar jaar. Het voorjaar was droog en warm terwijl de zomer juist heel nat was. Toch kunnen we uit de regengegevens zien dat veel regen in de zomer niet uitzonderlijk is. Augustus en Juli zijn namelijk steeds de twee natste maanden van het jaar geweest. Voor mij was dit wel een verrassing omdat ik persoonlijk de natste maand in de periode September tot December had gezocht. Waar dit nou precies aan ligt en of dit een trend is of niet valt met 3 jaar metingen nog niet te zeggen, maar opvallend is het in ieder geval! Leuk om zo dingen te ontdekken over een plaats die je verwacht toch eigenlijk wel heel goed te kennen.
Wil jij meer weer zien? Op de landgoedpagina van de LaarX site kun je nog meer weergrafieken vinden.

Tekst: Tim van Leeuwen
Met dank aan: Alle tuinmannen van Landgoed Larenstein maar in het bijzonder aan Alfons van Bussel

zaterdag 14 januari 2012

Microkosmos Larenstein

Vogels, planten, mossen, korstmossen en grote insecten. Al deze dingen kun je makkelijk met het blote oog zien. Maar wat zien we nou als we een keer een korstmos als universum nemen? Met die vraag in mijn achterhoofd trok ik vanmiddag Landgoed Larenstein op.

Na een klein stukje Groot dooiermos (Xanthoria parietina) van een boom te hebben geschraapt ging ik weer op weg naar huis om dit eens wat nader te bekijken onder de microscoop. Van dichtbij zag dit stukje korstmos er net uit als het oppervlakte van een planeet met veel vulkaankraters, geel van het zwavel dat uit het binnenste van die planeet afkomstig zou kunnen zijn. Tussen de kraters door wandelde ineens een vreeswekkend monster het beeld in! Snel wat water er over heen en zo bleef het beest gevangen en kon ik het rustig bestuderen.

Ik ben natuurlijk niet alwetend maar met internet en raad van goede vrienden kom je een heel eind. Het woeste dier onder de microscoop bleek een onvolwassen (nymf) stofluis te zijn. Met de determinatiesleutel voor stofluizen kwam ik er helaas niet uit (nymfen mogen niet mee doen), ook de experts op waarneming.nl wisten het niet. Stofluizen zijn familie van de hoofdluizen en bladluizen maar dan veel kleiner. Ze zijn heel algemeen en wonen op vochtige plaatsen zoals de schors van bomen en tussen het bladafval. Daar leven ze van schimmels en andere lekkernijen. In totaal zijn er ongeveer 5500 (!) soorten stofluizen en soortgelijke insecten bestaan waarschijnlijk al sinds 295000000 jaar geleden (!). geen wonder dat ze zo stoffig zijn dus!

Tekst en foto: Tim van Leeuwen