dinsdag 27 november 2012

Vos bezoekt het landgoed


Het landgoed Larenstein wordt bevolkt door veel verschillende diersoorten. Een aantal dieren laat zich echter overdag niet zien. In zo’n geval komt een cameraval goed van pas. Om voor de open dag van zaterdag 10 november wat leuke beelden te laten zien van dieren op het landgoed plaatsten we een cameraval. Een plaats waar een duidelijke wissel (pad gebruikt door dieren) aanwezig is bood een goede mogelijkheid. Na het neerleggen van kattenvoer als lokmiddel was het afwachten welke dieren er voor de lens van de camera zouden verschijnen.

Toen Floris de camera zaterdagochtend weer ophaalde stond er een heuse Vos op de foto! Gelokt door de geur van het kattenvoer kwam het dier voor de camera om het kattenvoer op te eten. De Vos (Vulpes vulpes) familie van de hondachtigen (Canidae) komt (op de waddeneilanden na) in heel Nederland voor en is ook qua leefgebied niet kieskeurig. Zo kun je Vossen zien in de duinen, in gebieden met landbouw, op de heide, in bossen en soms zelfs in dorpen en steden! Vossen zijn iets groter dan een flinke kat en lijken in de winter door de dikke vacht behoorlijk groot. De Vos is een alleseter, hij eet zowel dierlijk als plantaardig voedsel en heeft per dag een behoefte aan 500 gram voedsel. Ook zijn er Vossen die zich specialiseren op een bepaalde voedselbron bijvoorbeeld weidevogels of (Grauwe) ganzen. Een vossenpaartje deelt een territorium, de grootte van dit territorium varieert tussen de 100 en 400 ha. Het voedselaanbod is bepalend voor de grootte van een territorium, het is dus best mogelijk dat de Larensteinse Vos ook andere gebieden in de omgeving bezoekt.

Een aantal gebieden waar je gemakkelijk Vossen kunt zien zijn vooral de Duinen. In de Amsterdamse waterleidingduinen zijn de Vossen erg tam, dit komt omdat ze gevoerd worden door de vele bezoekers en fotografen die het gebied bezoeken. Een ander gebied waar je makkelijk een Vos kan zien is de Oostvaardersplassen.


Tekst: Jurgen Rotteveel

Foto en film: Floris Moolenbeek.

Bron: www.zoogdiervereniging.nl – www.waarneming.nl

Aan het werk voor Akker(on)kruiden


 
In het voorjaar en de zomer zijn de veldjes met akkeronkruiden rijk begroeid met soorten als Bolderik, Korenbloem, Gele ganzenbloem en Knopherik.  Met het beheer van akkeronkruiden kunnen soorten in stand worden gehouden die zich bij intensieve landbouw niet meer kunnen handhaven.
Donderdag 22 november werden de zandakker en de kleiakker gefreesd. Misschien ben je benieuwd waar dat nou voor nodig is en wat de effecten zijn op de bodem en de vegetatie. Door een bepaalde manier van bodembewerking kun je de vegetatie beïnvloeden. Als je hier meer over wil weten volgt nu een korte uitleg.

De akkers worden gefreesd omdat er geen ploeg beschikbaar is. Bij het frezen word de grond door elkaar gemixt en hierbij worden veel plantenwortels doorgesneden. Soorten met dikke wortelstokken profiteren hiervan doordat ze beter verspreid worden. Dit leidt tot een toename van plantensoorten als: Kweek, Akkerdistel en Haagwinde.
Voor de bodem is frezen niet ideaal omdat de grond hierbij gemixt wordt, waardoor er meer kans is op verdichting en verslemping. Dit treedt vooral op bij kleigronden. Bij ploegen wordt de bouwvoor omgekeerd een ontstaat een geheel nieuw zaaibed. Doordat de zaden ook worden ondergeploegd komen er minder kruiden op dan bij frezen. De eerder genoemde soorten met dikke wortelstokken hebben hierbij geen voordeel.

Bij kleigronden is het beter om in het najaar te ploegen of spitten zodat de grond kan uitvriezen. Door de bodembewerking kan de vorst diep in de grond doordringen waardoor een fijne structuur ontstaat met en betere ontwatering. Bij zandgrond maakt dit niet uit. Wanneer in het najaar de bodem wordt bewerkt komen meer tweejarige soorten voor terwijl bij bodembewerking in het voorjaar alleen eenjarige soorten voorkomen.
In het verleden is de helft van de akker eens ingezaaid met wintergraan zoals rogge. Dit inzaaien kan van half oktober tot ongeveer eind november. Hierbij ontstaat een andere vegetatie met minder lichtminnende kruiden. Soorten als Bolderik en Korenbloem blijven wel voorkomen maar Gele ganzenbloem heeft een grote lichtbehoefte en word daardoor weg geconcurreerd.

Tekst en foto: Niek Meister
Met dank aan: André van Harxen

vrijdag 2 november 2012

Opgelet: het is weer paddenstoelenseizoen!


Ze schieten weer de grond uit. Wanneer je in deze tijd van het jaar over het landgoed rond loopt kun je allerlei soorten tegenkomen. 300 soorten op het schoolterrein zijn al op naam gebracht maar waarschijnlijk zijn er wel 400, 500of mischien zelfs 700. (In Nederland zijn circa. 4000 soorten)


In het Vijverbos zijn soorten te vinden als de Kleine stinkzwam, Gewoon eekhoorntjesbrood, Prachthertenzwam, vezelkoppen, de Geelbruine schijnridder en Sparrenveertje.

Hier komt een bijzondere soort voor die ook op de foto te zien is: de Streepsteel veldridderzwam (Melanoleuca grammopodia f. megacarpa). Deze soort is pas 3 keer waargenomen in Nederland. Erg onopvallend is deze soort niet de hoed kan een groote bereiken tot 17 cm. Het is een soort die op grof strooisel en humusrijke bodems groeit. In theorie is deze soort aan te treffen in allerlei bossen op vochtig tot droog voedselrijk zand, leem en klei. In de praktijk is het kennelijk niet zo makkelijk gezien het aantal waarnemingen.

Achteraan op het landgoed bij de populierenrij langs de A12 is een heksenkring te zien van de Populierenmelkzwam. Op de dikke dode beuk groeien verscheidene porseleinzwammen (en ook op de houten uil naast de aula). Wanneer je verder rondloopt over het landgoed kom je ze overal tegen in allerlei vormen.

Paddestoelen zijn van groot belang voor planten. Ze krijgen vaak maar weinig aandacht, terwijl 90 % van alle planten afhankelijk is van schimmels. Ongeveer 58 % van de paddenstoelen zijn Saprofyten, zij leven van dood plantaardig materiaal. 20 % zijn Symbionten, de samenwerker. De zwamvlok van de paddestoel is verbonden met de wortels van de boom of plant, De paddenstoel krijgt organische stoffen en geeft in ruil andere voedingstoffen, water of bescherming tegen bepaalde ziekten. Wanneer bomen niet zouden samenwerken met paddenstoelen zouden ze een veel groter wortelstelsel nodig hebben. Dan is er nog een laatste categorie van Parasieten. Een voorbeeld hiervan is de Rupsendoder. Deze paddenstoel leeft van de poppen van nachtvlinders.

De paddenstoelen op het landgoed worden geïnventariseerd door André Hertog en door Marjon van der Vegte. Zij heeft ook een leuke site met mooie foto`s voor degenen die nog meer willen weten over paddenstoelen op het landgoed, op de Posbank, Loenermark en Lichtenbeld. http://www.amanita.fotovidi.nl/ (zie vindplaats, Larenstein, biotoop)

Tekst en Foto: Niek Meister
Met dank aan: Adré Hertog