woensdag 30 januari 2013

Mosbloempje


Het mosbloempje (Crassula tillaea) zag ik voor het eerst op Texel en het intrigeerde mij. Ik heb er een tijdje naar moeten zoeken. Niet zo verwonderlijk, aangezien het hier de kleinste bloeiende landplant van de Nederlandse flora betreft! Eenmaal gevonden zag ik een mooi, zeer klein, rood aangelopen plantje. Doordat de bladparen, vooral aan de stengeltoppen, dicht opeen gedrongen zijn en dakpansgewijs op elkaar aansluiten, lijkt het plantje op een mos, vandaar de naam mosbloempje. 

Niet lang na mijn eerste kennismaking met de soort op Texel, kwam mij ter ore dat zich ook op Landgoed Larenstein een groeiplaats van deze -voor Nederland zeer zeldzame- plant bevindt. Langs een grindpad in de demotuinen, prijken vele exemplaren. Ook hier moet je in het begin best even zoeken, maar zodra je één exemplaar ontdekt, zie je al snel tientallen andere exemplaren. Deze zijn lang niet zo rood aangelopen als in bijvoorbeeld de duinen van Texel. Hoe droger de standplaats, des te roder kleurt het mosbloempje. De minuscule bloemen, die in kleine groepen in de bladoksel zitten, zijn alleen met behulp van een loep goed te zien. De plant groeit vooral aan de rand van paden, die in het voorjaar nat zijn en ’s zomers min of meer uitdrogen. Mosbloempje kan zowel in de volle zon als in de schaduw groeien. Op Landgoed Larenstein is naast de groeiplaats in de demotuinen, recent nog een groeiplaats gevonden op het grindpad bij de heuvel waar de toren met boom op staat. Het harken van paden kan bijdragen aan de verspreiding van mosbloempje: elk stukje dat op een geschikte plek blijft liggen, kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Voor wie mosbloempje graag zelf wil bewonderen op het landgoed, is het het gemakkelijkst om met de rug naar de geit, welke in de demotuinen staat, het linker grindpad te bestuderen. Succes verzekerd!  

Tekst en Foto: Tamar Braaksma

vrijdag 25 januari 2013

Scandinaviërs op bezoek



Als je in deze tijd van het jaar door de tuin loopt dan is de kans groot dat de vogels die je tegenkomt uit Scandinavië afkomstig zijn. Vooral Lijsters (Turdidae) verlaten in het najaar hun geboortegrond om de winter in Nederland door te brengen. Afgelopen week kwam ik een Koperwiek (Turdus iliacus) tegen. Deze Lijster broedt voornamelijk in Scandinavië en Rusland. De Koperwiek is ongeveer even groot als de in Nederland broedende Zanglijster en heeft een duidelijke wenkbrauwstreep en een roestrode flank. Koperwieken foerageren vaak in graslanden, nu deze bedekt zijn met sneeuw zoeken ze de parken, tuinen en bossen op. De Koperwiek die ik in het kappelen bos tegenkwam zocht onder de bladeren naar voedsel. Ook eten Koperwieken graag bessen.


Een andere Lijster die in de winter Nederland bezoekt is de Kramsvogel (Turdus pilaris). De Kramsvogel is grijs/bruin gekleurd en groter dan de Koperwiek. Ook maakt deze Lijster een kenmerkend ‘’tjakkend’’ geluid. Kramsvogels komen op meer plekken in Europa voor, in Nederland broedden er zo’n 30-60 paar. Het grootste deel van de Kramsvogels broedt echter in Scandinavië met meer dan 3.5 miljoen paar! Kramsvogels foerageren ook in grasvelden. Nu daar weinig voedsel te vinden is zoeken ook Kramsvogels de bewoning op. Kramsvogels kun je nu ook in tuinen tegenkomen. Daar voeren ze een waar schrikbewind en verjagen ze alle andere vogels die op voerplekken afkomen. In de broedtijd is de Kramsvogel juist een koloniebroeder. Een kolonie Kramsvogels reageert snel op vijanden en verjaagt deze door ze onder te schijten (zie filmpje onder).

  
Ook Roodborstjes (Erithacus rubecula) trekken richting het zuiden in het najaar. ‘’Onze’’ Roodborstjes zijn al een tijd geleden richting het zuiden vertrokken. Hun plaats is ingenomen door hun Scandinavische soortgenoten. Naast de fietsenstalling op het schoolterrein loopt al een paar dagen een tam Roodborstje. Het is best mogelijk dat deze in een Scandinavisch bos geboren is en daardoor geen mensen gewend is.

                                                BBC Filmpje over Kramsvogels

Tekst en foto’s: Jurgen Rotteveel

Bron: 

- Sovon vogelonderzoek Nederland 2002 - Atlas van Nederlandse Broedvogels – KNNV – Leiden
- ANWB Vogelgids van Europa - Lars Svensson - ANWB Media Den Haag - 2010

www.sovon.nl
www.waarneming.nl

woensdag 16 januari 2013

Boomkruiper of toch klever?



Boomklever
In deze blog wil ik het hebben over twee vogelsoorten die beide op het landgoed te zien zijn. Namelijk de Boomkruiper (Certhia brachydactyla) en de Boomklever (Sitta europaea), twee vogels die vaak met elkaar verward worden maar eigenlijk best van elkaar verschillen. Ze klimmen weliswaar allebei over bomen maar qua uiterlijk en leefwijze verschillen ze van elkaar.


Boomklever
Allereerst de drukste van de twee, de Boomklever. De Boomklever is een kleine zangvogel met een blauw bovenlichaam, een oranje buik en een zwarte oogstreep. Boomklevers hebben een puntige snavel waarmee ze insecten onder schors vandaan halen, ook eten ze af en toe noten en zaden wat de Boomklever in Engeland de naam Nuthatch heeft opgeleverd. Boomklevers klimmen in tegenstelling tot de Boomkruiper zowel omhoog als omlaag langs bomen. Hierbij maakt hij gebruik van zijn sterke poten. Daarnaast komen Boomklevers ook geregeld op de grond om voedsel te zoeken tussen bladeren. Boomklevers nestelen vaak in nestkasten of in oude nestholen van spechten. De opening wordt dan soms kleiner gemaakt door modder rond de ingang te smeren. Dit doen ze om Spechten en Eekhoorns buiten de deur te houden.

Het geluid van de Boomklever is erg herkenbaar, tijdens het foerageren laten ze vaak hun luide roep horen. De Boomklever is sterk gebonden aan oude bossen, daarnaast zijn het standvogels die slechts kleine afstanden afleggen vanaf hun geboortegrond. Het grootste deel van de Boomklevers leeft op de Veluwe, sinds de jaren 70 zijn Boomklevers sterk uitgebreid richting Noord-Brabant, Limburg en Drenthe. In zeeklei gebieden komen Boomklevers amper voor omdat hier weinig geschikte bos is en de vogels kleine afstanden vliegen.



Boomkruiper
Dan nu de Boomkruiper. Boomkruipers zijn erg onopvallend en je moet goed opletten om er eentje te kunnen zien. Boomkruipers zijn bruin en hebben een witte buik. De snavel is pincetvormig en zeer geschikt om insecten en spinnen tussen schors en bast vandaan te halen. Boomkruipers klimmen altijd omhoog langs de boomstam, hierbij leunt ie, net als spechten, op zijn staart. Een omhoog klimmende Boomkruiper lijkt wel een beetje op een muisje dat tegen de boom opklimt.

Ook de Boomkruiper is een vogel van oude loofbossen maar komt ook buiten bosgebieden voor. Boomkruipers nestelen o.a. in boomholte ’s, maar ook gebouwen bieden een geschikte broedplek. Zo zag ik een keer dat een paartje Boomkruipers een nest had gebouwd achter de ventilatieopening van een boerderij. Landelijk ligt het aantal Boomkruipers tussen de 80.000 en 120.000 paar en dit aantal neemt ligt toe.
Rond deze tijd van het jaar laten Boomkruipers zich van hun meest sociale kant zien. Om warm te blijven zoeken ze elkaar op en slapen ze dicht tegen elkaar zodat er een bolletje van Boomkruipers ontstaat.

Geluid van Boomklever: http://waarneming.nl/soort/sounds/70
Geluid van Boomkruiper: http://waarneming.nl/soort/sounds/71
Foto van slapende Boomkruipers: http://agami.nl/index.gallery.php?gid=76&img=9

Tekst en foto’s: Jurgen Rotteveel

Bron: 
- Sovon vogelonderzoek Nederland 2002 - Atlas van Nederlandse Broedvogels – KNNV – Leiden