vrijdag 29 maart 2013

Is er al wat te zien op het landgoed?

Vingerhelmbloem

Het wil nog niet echt opschieten met het voorjaar. Hoewel we al bijna in de maand april zitten hebben we nog steeds te maken met nachtvorst… De natuur wil hier echter niets van weten en is langzaamaan al met het voorjaar begonnen.
Bosanemoon
In het kapelenbos staan de eerste planten al in bloei. Onder andere de bosanemoon, vingerhelmbloem, narcis en sneeuwklokjes zijn al bloeiend te zien. De bosanemoon is een loofbosplant van gerijpte en rijke bodems. De plant groeit vooral op leem, löss, oude kleigronden en oude rivierduinen, in vrij droge tot vrij natte omstandigheden. Daarnaast is de Bosanemoon veel als stinzenplant gebruikt op landgoederen. De bosanemoon is er vroeg bij met bloeien, op deze manier maakt hij gebruik van het aanwezige licht op de bodem. Als over een paar weken de bomen weer in blad staan komt veel minder licht op de bodem. De plant sterft in de voorzomer bovengronds af maar de resten blijven tot in de zomer nog aanwezig. De zaden van de bosanemoon worden onder andere door mieren verspreid.

Groene specht
Ook de groene specht laat zich de laatste tijd weer veelvuldig zien en horen. Let hierbij op de kenmerkende ‘’lachende’’ roep. Laatst zag ik hem op de dijk voor de school naar eten zoeken. Ook zijn algemenere familielid de grote bonte specht is te zien op het landgoed. Deze specht maakt zijn aanwezigheid kenbaar door op bomen te ‘’roffelen’’. Gisteren waren er twee grote bonte spechten aan het roffelen dus de kans is groot dat er straks gebroed gaat worden door de grote bonte specht.
Mijn mooiste waarneming op het landgoed van afgelopen week was op woensdag. Toen ik tijdens het werken aan het Geïntegreerd landschapsplan even naar buiten keek vloog er grote ‘’ooievaar-achtige’’ vogel over. Toen ik het beest door m’n verrekijker bekeek bleek het een Kraanvogel te zijn! Ik riep meteen groepsgenoot en medevogelaar Willem Schulte erbij die zo de vogel ook nog even kon bewonderen. 

Tekst en foto's: Jurgen Rotteveel

Bron: Oecologische flora deel 1 - E. Weeda  1985

dinsdag 19 maart 2013

Meerkoeten


Meerkoet met oranje ring en code AKY op het landgoed (Foto: Jurgen Rotteveel)
Iedereen kent ze wel, de zwarte vogels die door een klein sprongetje te maken onder water naar voedsel zoeken. Deze algemene vogel kom je overal tegen, in bijna ieder plasje, park, sloot of gracht zitten er wel een of meerdere. Ook op het landgoed zijn deze vogels bijna altijd wel te vinden. Over het algemeen wordt er weinig aandacht besteed aan deze, op het eerste gezicht, wat saaie vogels. Maar als je beter kijkt blijkt de meerkoet toch geen lelijk eendje te zijn.

Frank Majoor voorziet meerkoet van ring (Foto: Gerard Herbers)
Vluchten doen ze vrijwel altijd rennend over water maar vliegend zie je ze bijna nooit. Dit doen ze ‘s nachts . Sommige exemplaren kunnen flinke afstanden afleggen. Zo ringde Frank Majoor in 2011 een Meerkoet in de grachten van Amsterdam. Zes maanden later werd hij neergeschoten in Rusland, nadat hij bijna 2.000 km had afgelegd. Laatst zag ik zelf een gekleurringde meerkoet (wit-P03) bij het Weteringsplantsoen in Amsterdam, dit beest bleek in 2007 geringd te zijn als nestjong, een aantal kilometers ten noorden van de Duitse stad Hamburg. Eind 2010 dook hij voor het eerst op in Amsterdam, maar hij keerde begin 2012 weer terug naar de plek waar hij uit het ei kwam: Bad Segeberg, Duitsland. Blijkbaar beviel Amsterdam hem wel en besloot begin 2013 toch maar weer aan de 500km lange tocht te beginnen. Nog steeds wordt hij regelmatig gezien in de grachten van onze hoofdstad.
Detailfoto van de wereldreiziger (Foto: Floris Moolenbeek)

Op het landgoed is nu een meerkoet aanwezig voorzien van een oranje ring met de code AKY. Hij blijkt (nog) geen echte wereldreiziger te zijn. Hij is in juni 2012 geringd in park Presikhaaf en daarna regelmatig gezien door vogelaars, maar nooit buiten Arnhem. Toch is AKY voorzichtig zijn grenzen aan het verleggen en nu dobbert hij al enige dagen in de schooltuin. Heb je deze week les in de A vleugel? Staar dan af en toe even naar buiten en kijk eens wat beter naar AKY.
 
Detailfoto van meerkoet AKY (Foto: Jurgen Rotteveel)
 
Tekst: Floris Moolenbeek

vrijdag 15 maart 2013

Kraanvogeltrek over Nederland

Ieder voorjaar zijn er weer van die natuurverschijnselen waar ik ver naar uit kijk. De eerste zingende Merel bijvoorbeeld maakt me altijd wel weer gelukkig, een Heggenmus ook wel trouwens. Het eerste bloeiende Speenkruid, of de eerste Kleine Vos op een net iets te koude, maar zonnige vroege voorjaarsdag., het heeft gewoon iets.

Echter, waar ik het meeste naar uit kijk is wel de massale trek van Kraanvogels over Nederland, hoewel dit per jaar sterk kan verschillen. Over het algemeen vliegen de vogels vooral over het oostelijke deel van Nederland (Limburg, Achterhoek, Twente). Meestal in de eerste week van Maart barst de trek van Kraanvogels los. Tienduizenden Kraanvogels vertrekken ieder voorjaar vanuit hun overwinteringsgebieden in Zuid-Frankrijk en Spanje weer terug naar Scandinavië om te gaan broeden. In het najaar is het net andersom.  Tijdens de trek moeten de vogels af en toe landden om te foerageren om zo weer vetten aan te maken, waarna ze weer energie hebben voor de volgende etappe. Zo zijn op sommige plaatsen in Frankrijk soms wel 20.000 Kraanvogels bij elkaar te zien. Ook in Nederland strijken tijdens de trek groepen Kraanvogels neer.

Kraanvogels trekken zowel overdag als ’s nachts. Overdag maken Kraanvogels graag gebruik van warme, opstijgende lucht (Thermiek). Door hier gebruik van te maken, kunnen de vogels hun trektocht grotendeels zwevend voortzetten, wat een hoop energie bespaard. Kraanvogels vliegen net als bijvoorbeeld ganzen, in een kenmerkende “V-vorm”. Dit is een efficiënte manier voor vogels om bij elkaar te blijven. Het stelt iedere vogel in staat de voorop vliegende vogel te zien, zonder last te hebben van de lucht die door deze wordt verstoord – vooral wanneer de vogel zijn vleugels slaat ontsnappen luchtwervelingen aan de vleugelpunten.

Om Kraanvogel te zien vliegen, hoef je enkel een beetje geluk te hebben. Het is met name een kwestie van de lucht in de gaten houden. Daarnaast is het aan te raden om de windrichting in de gaten te houden. Komt de windrichting meer uit het westen, dan kan het aantal trekkende Kraanvogels over Nederland nog weleens behoorlijk tegenvallen. In dit geval vliegen de meeste vogels meer via Duitsland. Maar komt de wind uit oostelijke richting, kan het één groot feest worden. Het is zelfs zo, dat wanneer de oostelijke wind een paar dagen aanhoud, ook over andere delen van het land Kraanvogels te zien zijn. Dan worden ook Kraanvogels gezien over West-Nederland en over een groot deel van Midden-Nederland. Meestal zijn Kraanvogels al van veraf te horen, met hun onmiskenbare “getrompetter” kondigen ze hun komst aan.

Tussen maandag 4 maart en donderdag 7 maart vorige week, was weer zo’n topvoorjaar voor Nederland. Op maandag en vooral ook dinsdag was de piek van de Kraanvogeltrek. De wind kwam uit oostelijke richting, dus boven een groot deel van Nederland werden Kraanvogels gezien. Enkel de kop van Noord-Holland, de Waddeneilanden en het uiterste noorden van Groningen moesten het ontgelden. Op dinsdag werd zelfs een recordaantal waarnemingen van Kraanvogels op één dag ingevoerd op www.waarneming.nl, namelijk 2894 waarnemingen! De dagervoor werden 2043 Kraanvogelwaarnemingen ingevoerd. Een fanatieke trekteller in Limburg telde vanaf één plaats op één dag maar liefst zo’n 27.000 exemplaren. Boven Nijmegen, Arnhem en Velp werden grote groepen Kraanvogels bestaand uit soms meer dan 120 exemplaren gezien. Ook boven het landgoed werden groepen opgemerkt door oplettende studenten.
 
Tekst: Willem Bosma

vrijdag 1 maart 2013

Kruipend en sluipend over Landgoed Larenstein


Wat doe jij, als je vakantie hebt? Precies, dan ga je kruipend op handen en knieën over Landgoed Larenstein! Alle boomstammetjes die ik op het landgoed tegen kwam heb ik omgedraaid, op zoek naar leuke soorten om over te schrijven. Ik hoopte stiekem op in ieder geval één leuke keversoort. Helaas, dat zat er niet in. Ik trof twee tot drie soorten pissebedden aan, maar nu ben ik niet bepaald een ‘pissebeddenexpert’, dus de foto’s zijn voor het archief en ik ging op zoek naar een iets minder verborgen levende soort. Terwijl ik over het parkeerterrein van Helicon liep, zag ik vanuit mijn ooghoek een houtduif omringd door koolmezen, pimpelmezen en een gaai die een buizerd imiteerde. Toen ik iets beter keek, was de houtduif best slank en veel te roestbruin. Ik stond oog in oog met dit sperwer mannetje (Accipiter nisus). 
  
Nou ja oog in oog, dat viel tegen. Hij zat goed verscholen, en trok zich niets aan van alle zangvogeltjes om hem heen. Als een twitcher die een baltimoretroepiaal zag, spoedde ik mij naar de andere kant van de beplanting waarin de sperwer zich schuilhield. Sluipend over het grindpad van de demotuinen viel het een beetje tegen, maar ook de achterkant van deze sperwer kreeg ik te zien.

  
Sperwers zijn vaak overvliegend en rondcirkelend boven het landgoed waar te nemen. Je hoeft er niet eens voor naar buiten! Vanuit de mediatheek en andere (computer)lokalen, maak je een goede kan een overvliegende sperwer te zien. In de vlucht is goed te zien dat het vrouwtje groter is dan het mannetje. Dit wordt geslachtsdimorfisme genoemd en kan voor een sperwer verschillende voordelen hebben. Het grotere vrouwtje kan effectiever de soms wel zeven eieren uitbroeden. Het mannetje, dat handiger en wendbaarder is, kan beter kleine vogels vangen. Daarentegen kan het vrouwtje grotere prooien vangen en helpt het mannetje bij de jacht, wanneer de jongen ongeveer twee weken oud zijn en niet meer alleen door het mannetje gevoed kunnen worden. Sperwers kunnen onder gunstige omstandigheden in het wild tot twintig jaar oud worden. De sterfte onder juveniele vogels is met vijftig tot zeventig procent in het eerste levensjaar vrij hoog. Dit heeft alles te maken met de onstuimige manier van jagen van de sperwer. De onervaren jonge sperwers verongelukken tegen auto’s, ramen, hekken en andere hindernissen welke zij tijdens de jacht tegenkomen of ze verongelukken tijdens de trek over grote wateren. Een deel valt ten prooi aan grotere roofvogels en uilen.

Tekst en foto’s: Tamar Braaksma
Bron: Felix Heintzenberg, Roofvogels en uilen; alle soorten van Europa. Tirion Natuur, 2008.