dinsdag 24 februari 2015

Rups of geen rups?

Het voorjaar komt er weer aan en binnen een maand of 2 zullen er weer overal rupsen te zien zijn! Deze vaak kleurige langwerpige vlinders in wording zijn te vinden op allerlei planten en zijn net als de vlinders goed op naam te brengen. Toch is er een grote kans dat je bij de determinatie van rupsen op een gegeven moment vastloopt. Dit komt omdat er in Nederland nogal wat rups look-a-likes rondkruipen!

Rupsen en de larven van bladwespen lijken erg op elkaar. Ze zijn allebei langwerpig en zacht, met aan de voorkant een harde kop en 6 puntige pootjes(borstpoten) en onder het achterlijf zitten stompe buikpoten. Zoals al te zien is op de foto's is het best logisch dat rupsen en bladwespenlarven door elkaar gehaald worden. Gelukkig zijn er ook genoeg verschillen.

- Tussen de borstpoten en de buikpoten zitten bij rupsen 2 segmenten en bij bladwesplarven maar 1 segment.
- rupsen hebben naschuivers. 2 pootjes helemaal aan het einde van het lijf. Bladwespenlarven hebben deze pootjes niet.
- bladwesplarven hebben 2 grote ogen op hun kop. Rupsen hebben een aantal kleine bijna niet zichtbare oogjes. Bij bladwespenlarven komen veel soorten voor met een zwarte kop. Hier zijn de ogen erg lastig te zien.
- Rupsen hebben duidelijk segmenten. Terwijl blad
wesplarven meer geribbeld zijn en geen duidelijke segmenten hebben.

Met deze verschillen zijn rupsen en bladwesplarven makkelijk uit elkaar te halen. Veel succes met de determinatie het komende seizoen!

Tekst en Foto's: Robin Kraaij

woensdag 18 februari 2015

Een sprankje lente in de winter.

Het is eindelijk zover. Na de lange, grijze, doodse periode steken de eerste blaadjes zich weer boven de grond uit en na wat zoeken zijn ze daar dan: sneeuwklokjes. Deze mooie witte bloemen zijn er vroeg bij en staan al in bloei op de eerste mooie dagen van het jaar. Voor mij is dat altijd het teken dat vanaf nu al het leven weer op gang komt. Een fijne gedachte!

Het sneeuwklokje is familie van een andere bekende voorjaarsbloeier, ze behoren namelijk tot de narcisfamilie. Ze zijn klein, vaak niet hoger dan 25 cm en hebben blauwig groene bladeren. De bloemen hebben 6 kroonblaadjes maar wel in twee soorten. De buitenste 3 kroonbladeren zijn lang en wit. De binnenste 3 blaadjes lijken meer op hartjes en hebben een groene tekening.

Overal in Nederland zijn sneeuwklokjes te vinden. Van oorsprong zijn sneeuwklokjes hier niet inheems maar geïmporteerd als stinsenplant. Ze stonden op landgoederen en zijn daar vaak nog steeds te vinden. Het sneeuwklokje verwildert wel erg makkelijk waardoor ze zich snel hebben verspreid. Ook worden er veel kweekvormen in tuinen geplant die zich ook weer hebben vermeerderd. Op die manier is heel Nederland gekoloniseerd door dit leuke plantje. Niet wild. Maar wel een kleine geluksbrenger die de winter een sprankje lente geeft!

Tekst en foto: Robin Kraaij

woensdag 11 februari 2015

Licht in de duisternis



Landgoed Larenstein is één van de donkerste plekken van Velp. Toch brandt er tot 21:00 licht in de vele lokalen waar studenten bezig zijn met afstuderen, opdrachten maken en maquettes in elkaar zetten. Ook zijn er bij de school verschillende lantaarns te vinden die de ingangen verlichten. Maar wat doet dit licht met de dieren? Over de effecten van licht op dieren is nog niet veel bekend. Er worden vele onderzoeken gedaan, dus er wordt wel steeds meer bekend. Eén van de soortgroepen die erg beïnvloed worden door licht zijn de nachtvlinders. Vele onderzoekers en hobbyisten maken gebruik van de lichtgevoeligheid van nachtvlinders om te inventariseren wat er in een gebied voorkomt. Voor de wetenschap is het een fijne methode om deze verborgen levende dieren toch te kunnen bestuderen. Helaas worden vlinders niet alleen aangetrokken door vlinderlampen, ook andere lichtbronnen werken zeer verleidelijk voor ze. Daarom zwermen er vaak vlinders rondom lantaarnpalen en andere lichtbronnen. Niet alleen verspilt een vlinder veel energie aan het nutteloos rondjes vliegen rond de lamp; ook de kans dat de vlinder wordt opgegeten door vleermuizen is veel groter. Deze slimme dieren jagen namelijk graag rondom lantaarns. Het grote gevaar is dat er steeds minder eitjes gelegd kunnen worden. Dit is niet alleen slecht voor de vlindersoorten, maar ook voor vele andere dieren die vooral rupsen eten. Ook vogels hebben waarschijnlijk last van de vele kunstlichtbronnen. De timing van vele activiteiten, zoals broeden, is waarschijnlijk afhankelijk van het dag-nachtritme. Als er veel kunstlicht is wordt dit systeem in de war geschopt met alle gevolgen van dien. Ook amfibieën reageren op licht en worden erdoor aangetrokken. Vaak is het meest verlichte deel van het habitat van amfibieën een autoweg. De amfibieën blijven graag in de buurt van het licht en eindigen daardoor vaak als een pannenkoek op het asfalt. Er zonde. Over de schade die lichtvervuiling bij zoogdieren veroorzaakt is relatief weinig bekend. Men gaat er vanuit dat muizen minder actief zijn omdat ze niet graag door het licht bewegen. Bij vleermuizen zijn er soorten die licht vermijden en juist soorten die graag jagen in het licht. Om alles te weten te komen over schade door kunstlicht en om oplossingen te bedenken voor de problemen is veel onderzoek nodig. Zelf een steentje bijdragen? Kijk op www.lichtopnatuur.org.

Tekst en foto: Robin Kraaij

zondag 1 februari 2015

Een primitieve spring-in-het-veld

Op landgoed Larenstein komen erg veel planten en diersoorten voor. De meeste van deze soorten zijn makkelijk te zien maar er zijn ook soorten die super klein zijn. Ik ga graag het landgoed op en zoek dan juist naar de kleinste dieren, planten en paddenstoelen. 1 van de kleinste met het blote oog vindbare soortgroepen zijn de springstaartjes. Springstaartjes zijn er in vele soorten en maten maar vandaag kijken we naar het oerinsect!

Er zijn 2 basisvormen springstaartjes. Zo zijn er de langwerpige soorten die nog het meeste lijken op een cylindertje met pootjes en de bolvormige soorten die meer lijken op een bolletje met een kopje. Zoals de foto al laat zien is het oerinsect een bolvormig springstaartje. Springstaartjes hebben natuurlijk niet voor niets deze naam gekregen. Onder hun achterlijf hebben ze 2 uitsteeksels zitten die in rust opgevouwen zitten. Als er echter gevaar dreigt kunnen ze deze uitsteeksels razendsnel uitklappen, dat heeft als effect dat het springstaartje zichzelf de lucht in katapulteert en heel snel een veilig heenkomen zoekt. Het oerinsect heeft deze uitsteekseltjes ook maar is vergeleken met andere soorten wat rustiger. Ze springen alleen weg bij echt gevaar. Springstaartjes eten algen, schimmels en organisch afval en leven erg verborgen. Dit omdat ze snel uitdrogen in de open lucht.

Het oerinsect is van andere bolle springstaartjes te onderscheiden door zijn kleur en grootte. Ze zijn glimmend lichtbruin tot bijna zwart. vaak hebben ze een mooi patroon van donker en lichter bruin op hun rug. Andere bolle springstaartjes kunnen vele kleuren hebben maar zijn nooit echt glanzend of hebben een totaal andere kleur. De naam oerinsect is een beetje vreemd gekozen omdat springstaartjes geen insecten zijn. Ze lijken met hun zes pootjes wel wat op insecten maar ze hebben geen borststuk, alleen een kopje en een achterlijf. ook hebben ze geen vleugels en ze hebben een paar losse oogjes, geen samengestelde ogen zoals bij insecten.
Ook een keer op zoek naar ongewervelden? kijk eens onder een dood stammetje of een stukje los schors en verwonder je over de enorme onzichtbare soortenrijkdom van Landgoed Larenstein.

Tekst en Foto: Robin Kraaij