Nee, deze planten drinken geen bloed maar onttrekken wel
voedingstoffen en water van hun gastheren. Er zijn twee klassen parasitaire
planten te vinden in het plantenrijk: de half parasitaire en volledig
parasitaire planten. De half-parasieten bevatten wel chlorofyl waarmee ze zelf
in hun energie kunnen voorzien door middel van fotosynthese. In tegenstelling
tot de volledig parasieten die geen chlorofyl/bladgroenkorrels bevatten, dit
maakt ze volledig afhankelijk van hun gastheer. Op landgoed Larenstein kun je beide klassen
aantreffen. Te beginnen met de half-parasieten.
Wie kent hem niet, de grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius). De halve schooltuin staat er vol mee. En
gelukkig maar want de grote ratelaar parasiteert hoofdzakelijk op grassen en creëert
daarmee ruimte voor andere kruiden. Vooral als de grote ratelaar is uitgebloeid
doet hij zijn naam eer aan door de ratelende zaden in de kelken. De grote
ratelaar "gebruikt" grassen en vlinderbloemigen als gastheer/waardplant.
Met de penwortel wordt contact gemaakt met de wortels van deze waardplanten en
op die manier worden bepaalde mineralen en stikstof afgetapt van de waardplant.
Een oud gezegde luidt dan ook dat waar de ratelaar zich vertoont het gras kort
blijft.
Een andere half-parasiet die je op het landgoed kunt vinden
is hengel (Melampyrum pratense). Deze
plant vind je in drogere bossen en schaduwrijke bermen. Hengel parasiteert met
name op wortels van berk en eik. De voortplanting van deze plant is erg
bijzonder. De vrucht die na bevruchting ontwikkelt heeft vier tamelijk zware
zaden met een oliehoudend weefsel aan de buitenkant, een zogenaamd
mierenbroodje. Mieren zorgen voor de verspreiding van deze vruchten en je ziet
dan ook soms aan de voet van een mierenhoop een groot aantal kiemplanten van
hengel in het voorjaar. Ook is hengel een belangrijke waardplant voor de
bosparelmoervlinder (Melitaea
athalia).
De laatste half-parasiet die je op het landgoed kunt
aantreffen is de maretak (Viscum album).
Iedereen kent het gebruik van de maretak dat wanneer je eronder staat iemand
straffeloos mag kussen. Nu zal dit op het landgoed moeilijk gaan tenzij je bukt
of gaat liggen. De maretak heeft zich namelijk gevestigd in de laagstam
appelbomen nabij de ringen-tuin. Ook deze half-parasiet plant zich op een
bijzondere wijze voort. De witte, besachtige vrucht wordt door vogels
verspreid. Deze worden vaak genuttigd in de oksel van een tak, het zaad blijft
liggen en ontkiemt. De wortel groeit in de boom. Zaden worden niet verteerd en
hebben een kleverige laag, vandaar ook de naam 'vogellijm'.
Als volledig parasitaire plant word er af en toe groot
warkruid (Cuscuta europaea) op het landgoed aangetroffen. Deze
plant parasiteert voornamelijk op brandnetels. Maar nu, een primeur voor het
landgoed! Een week geleden is de bitterkruidbremraap (Orobanche picridis) ontdekt. Deze plant die geheel bladgroen loos
is komt praktisch alleen voor in de kust/duingebieden van Nederland. Op het
landgoed is de plant een handje geholpen door het verspreiden van zaad. Hier
heeft hij zijn gastheer, zoals zijn naam doet vermoeden, echt bitterkruid (Picris hieracioides) gevonden. Een
fantastische ontdekking en een aanwinst voor het landgoed!
Tekst en foto’s: Gijs Bouwmeester
Bron: www.floravannederland.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten