Op het landgoed is veel variatie te vinden zoals grasland en bos en bijvoorbeeld natte en droge plekken. Door deze variatie en de gradiënten ertussen gedijen er vele organismen. Maar waar planten en vogels zich relatief goed laten zien zijn vele andere groepen actief maar leven een verborgen bestaan. Een van die verborgen organismen is de hooiwagen.
Hooiwagens zijn spinachtigen maar eerder verwant aan teken
en mijten dan aan de echte spinnen. Een van de makkelijkste veldkenmerken is
het verschil tussen de opbouw van het lichaam. Waar spinnen een duidelijke
scheiding heeft tussen borststuk (thorax) en achterlijf (abdomen) hebben
hooiwagens 1 gecombineerd lichaampje.
Hieronder afgebeeld (boven) zie je de Gewone Mijnspin. Dat
dit een spin is kun je goed zien aan de verdeling van borststuk en
achterlichaam. Daaronder zie je een foto van de hooiwagen Nemastoma lugubre. Deze kleine diertjes zijn goed te onderscheiden aan de 2 witte vlekken
op hun lichaam.
Vele mensen zullen schrikken van de wetenschappelijke namen die deze
karakteristieke beestjes hebben gekregen maar mijn ervaring daarmee is dat ze
snel wennen. En daarbij is die lange wetenschappelijke naam vaak mooier dan een Nederlandse naam die de soort maar half of slecht omschrijft. Een voorbeeld
hiervan is de Strekpoot (Dicranopalpus ramosus) die hieronder is afgebeeld.
Deze relatief grote hooiwagen is een exoot maar dat maakt ze zeker niet minder
speciaal. De Strekpoot is goed te herkennen aan de gespleten palpen.
Zoals je kunt zien op deze foto mist dit exemplaar enkele poten. Hooiwagens zijn taaie diertjes en laten bij gevaar soms poten los om te ontkomen aan predatoren. Het lichaam van een hooiwagen is sterk bepantserd en hebben dus weinig vijanden die even
groot zijn als
zijzelf. Hooiwagens hebben vooral te
vrezen van kleine zoogdieren en vogels.
Wat hooiwagens zelf eten verschilt
per soort. De meeste soorten leven van kleinere diertjes zoals springstaarten
met een aanvulling van dood plantaardig materiaal. Hooiwagens zijn niet in
staat een web te maken en hebben ook geen gif. Dus ze zullen veel groter moeten
zijn als hun prooi of ze zullen zich dermate moeten aanpassen zodat ze een
andere diergroep aankunnen. Een voorbeeld van zo een specialist is Trogulus
tricarinatus (hieronder afgebeeld) . Alle leden van de Trogulus familie zijn zo
gevormd dat ze een aparte diergroep op hun menu hebben kunnen zetten namelijk
huisjesslakken. Trogulus tricarinatus heeft een radicale stap gemaakt in zijn
evolutie en zijn lichaam is daarmee perfect aangepast voor het binnendringen
van de huisjes. Deze hooiwagen is vooral bekend van kalkrijke condities zoals
in Zuid-limbrug en in het riviergebied en is daarom op ons landgoed gebonden
aan de mergel aan de stenen in de muurtjes die zijn gemaakt van de restanten
van het oude klooster.
Om meer te leren over deze groep en ze goed op naam te
kunnen brengen heb je goede bronnen nodig. Hierbij gebruik ik persoonlijk een
boekje genaamd De Nederlandse hooiwagens uit de reeks entomologische tabellen
en deze is op meerdere sites te koop zoals bij Vermandel (http://www.vermandel.com/product.php?pid=1075).
Ik wens jullie veel plezier met het zoeken onder stenen en
dood hout en misschien zien we elkaar in de schooltuin.
Bedankt voor het lezen van dit lange verhaal!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten