dinsdag 27 november 2012
Vos bezoekt het landgoed
Aan het werk voor Akker(on)kruiden
Met dank aan: André van Harxen
vrijdag 2 november 2012
Opgelet: het is weer paddenstoelenseizoen!
dinsdag 23 oktober 2012
Oenanthe aquatica
dinsdag 25 september 2012
De Grote gele kwikstaart
-www.waarneming.n l(2012)
maandag 17 september 2012
Krabbenscheer
Bron: www.knnv.nl
woensdag 6 juni 2012
Een opvallende schoonheid
Als deze vlinder eitjes legt in de tuin kunnen we de komende weken genieten van de bijzondere rupsen. De op schermbloemen levende rupsen beginnen hun leven lijkend op een vogelpoepje. Door er zo vies uit te zien worden ze minder opgegeten door vogels en is er meer kans dat ze na een paar vervellingen fel groen met zwart en oranje zullen worden. Deze felle kleuren dienen om predatoren af te schrikken. Als je van de kleuren nog niet genoeg bent afgeschrikt heeft de rups nog een trucje achter de hand. Dan floept er opeens een stinkende oranje gevorkte klier uit zijn nek, een osmaterium genoemd. Al met al heeft de rups dus een flinke trukendoos om de volwassenheid te bereiken in de boze buitenwereld!
Bronnen: www.vlindernet.nl
www.soortenbank.nl
woensdag 30 mei 2012
Libellen op het landgoed
Op Waarneming.nl is te zien dat er van de Juffers de Azuur-, variabele water-, vuurjuffer en het Lantaarntje gezien zijn.
Van de grotere Libellen zijn de: Smaragd-, Venwitsnuit-, Noordse witsnuitlibel, Glassnijder, Platbuik en Viervlek waargenomen op het landgoed.
De Viervlek (Libellula quadrimaculata), familie van de Korenbouten (Libellula), is een soort die vrij gemakkelijk te herkennen is aan de vier vlekken op de vleugels aan de weerzijden van het lichaam.
Viervlekken vliegen van eind april tot begin september.
De geslachtsrijpe mannetjes gebruiken uitkijkposten (bijvoorbeeld een stengel van pijpenstrootje) om de omgeving af te speuren op concurrerende mannetjes of voor vrouwtjes om mee te paren.
Na de paring zet het vrouwtje de eitjes af in ondiep water, tijdens de eiafzet beschermt het mannetje het vrouwtje van concurrerende mannetjes die ook wel willen paren.
De larven die uit de eitjes komen blijven twee tot drie winters in het water, van eind april tot half juli komen de volgroeide larven uit het water gekropen vanwaar ze de wijde wereld in vliegen.
Er zijn jaren bekend dat de Viervlek in zeer hoge aantallen voorkomt en er zwermen van miljoenen Viervlekken ontstaan.
Deze zwermen zijn tegenwoordig niet meer in Nederland te zien maar wel in andere delen van zijn leefareaal (Europa, m.u.v. de uiterste zuidelijke en noordelijke delen).
Viervlekken komen zeer algemeen voor in Nederland en zijn vaak te vinden bij stilstaande wateren.
Op het landgoed kun je hem o.a. zien vliegen bij de graslandjes langs de kant van de snelweg.
Tekst en foto: Jurgen Rotteveel.
Bron: http://www.libellennet.nl/, Libellen van Europa - Klaas-Douwe B Dijkstra – Tirion Natuur - Baarn 2008 en www.waarneming.nl
woensdag 23 mei 2012
Een sterke voorlichting over een sluipend gevaar
De teek en de ziekte van Lyme
Gastcollege
20% Korting voor studenten!
dinsdag 24 april 2012
De Witte klaverzuring
Door de warme periode in maart liep de ontwikkeling van planten voor op de normale situatie. Maar door de kou van de afgelopen tijd zijn we deze voorsprong kwijt geraakt.
Op dit moment bloeit de Witte klaverzuring (Oxalis acetosella) in het Kappellenbos op het landgoed. Deze overblijvende plant komt voor op vochtige beschaduwde plaatsen in bossen en heggen en voelt zich hier dus goed thuis. Witte klaverzuring is het meest gespecialiseerd aan een minimale lichtbehoefte. De planten blijven erg laag maar de wit tot paars geaderde kroonbladeren vallen goed op. De drie hartvormige blaadjes lijken op klaver maar het is geen familie.
Witte klaverzuring bevat een hoog gehalte aan oxaalzuur, waardoor het een bittere zure smaak heeft. Dit komt ook terug in de naam. Oxalis is afgeleid van het Griekse woord oxys dat zuur betekent. De tweede naam acetosella betekent in het Latijn ‘naar azijn smakend’. In Noord-Amerika werd klaverzuring door indianen aan hun paarden gevoerd om ze sneller te laten lopen.
Tekst en foto: Niek Meister
Met dank aan: Andre van Harxen
dinsdag 17 april 2012
Een slak aan de wandel
Regen is nou niet voor iedereen een van de meest ideale weersomstandigheden voor een gezellige avondwandeling. Deze Wijngaardslak (Helix pomatia) dacht daar duidelijk anders over. Normaal worden deze dieren op Landgoed Larenstein alleen gevonden rond de ruïne van de voormalige pastoorswoning. Deze slak was duidelijk wat avontuurlijker en werd door Ben ter Mull gevonden op een van de paden in de demonstratie tuin. Dit betekend dat deze “wereldreiziger” toch wel enkele honderden meters van zijn oorspronkelijke habitat verwijdert is geraakt!
Maar waarom komen Wijngaardslakken nou niet over heel het landgoed voor? Dit heeft te maken met het enorme huis dat ze op hun rug mee dragen. Met een huisje van maximaal 5 cm in doorsnede is deze slakkensoort de grootste huisjesslak van ons land. Voor de bouw van een dergelijk huisje is natuurlijk een hoop kalk nodig. Omdat de ruïne gebouwd is met kalkrijk cement vinden wijngaardslakken hier de omstandigheden die ze nodig hebben. De rest van het landgoed is dus te kalkarm om de Wijngaardslak van een geschikte woning te voorzien.
Deze reizende Wijngaardslak verkeert overigens in goed gezelschap. Biologen gaan er van uit dat de slak van nature gebonden is aan warmere streken in Midden en Zuid Europa. Hoe komen de slakken dan hier? Wel laten we zeggen dat mensen overal ter wereld altijd en in alle tijdperken de vreemde gewoonte lijken te hebben dingen die slijmerig en onappetijtelijk zijn als delicatesse te beschouwen. De eerste vondst van wijngaardslakken dateren waarschijnlijk uit het Neolithicum wat de Wijngaardslak waarschijnlijk tot een van de oudste exoten in ons land maakt. Ik kan mij niet indenken dat een dergelijk slijmerig stukje vlees echt heel lekker is maar kennelijk waren onze voorouders er zo aan verknocht dat ze genoeg dieren hebben ingevoerd om een stabiele populatie te stichten. Later geholpen door de Romeinen is de wijngaardslak inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse fauna. Ze wordt niet meer beschouwd als exoot en wordt zelfs gezien als een zeldzame diersoort die het beschermen waard is. Van exotisch voedingssupplement naar beschermd natuurschoon, die wijngaardslakken zijn dus lang zo sloom nog niet!
Foto: Ben ter Mull
Tekst: Tim van Leeuwen met dank aan Ben ter Mull voor de inspiratie
donderdag 5 april 2012
Ode aan de Vroegeling
maandag 19 maart 2012
Het is weer zover: de paddentrek!
Padden blijken te beschikken over een soort postduiveninstinct waardoor ze terugkeren naar het water waar ze zelf uit het ei zijn gekomen( soms meer dan 2 km). Hoe dit kan is nog niet bekend maar uit tests blijkt dat de reuk geen rol speelt en veranderingen op de route geen probleem vormen. De mannetjes beginnen eerst aan de tocht en proberen zich onderweg vast te klampen aan een passerend vrouwtje (herkenbaar aan de opgezwollen buik vol met eitjes). Een graad of 10 en regenachtig weer, dat zijn niet voor iedereen ideale weersomstandigheden maar wel voor de paddentrek. Een beetje pad laat zich niet vellen door onverwachtse kou, bij vorst graven ze zich ter plekke in.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Amfibie%C3%ABntrek
Foto: Robin Kraaij
woensdag 7 maart 2012
Ontvouwen van de aronskelk in het kapellebos.
De bloeiwijze van deze plant is erg interessant omdat de bloemen geen nectar leveren maar insecten lokken met een sterke geur. De insecten worden hartelijk ontvangen en meteen voor 24 uur opgesloten. (deze strategie heet sapromyofilie)
De vrouwelijke bloemen ontwikkelen zich eerst en zodra ze rijp zijn voor bestuiving geeft de appendix van de bloem een sterke geur af die lijk op mest of urine. Gek genoeg vinden insecten deze geur erg lekker en als ze dan op het omgevende blad of op de rand van de bloeiwijze gaan zitten glijden ze uit in een laagje olie. Door de uitsteeksels van de mannelijke bloemen en de olie aan de binnenzijde van de bloeiwijze is ontsnappen niet mogelijk.
Vervolgens wordt een druppel kleverige vloeistof uitgescheiden door de vrouwelijke bloemen en doordat de insecten hiermee in aanraking komen komt het stuifmeel van een andere Aronskelk op de vrouwelijke bloemen terecht.
Hierna vinden er een aantal veranderingen plaats. De kleverige uitscheiding verdwijnt, de mannelijke bloemen komen tot rijping en werpen het stuifmeel uit dat weer blijft kleven aan de insecten die nog in de bloeiwijze zitten. Hierna verdwijnt ook de olie en verslappen de uitsteeksels zodat de insecten naar buiten kunnen.
Dit was nog niet alles want de bloeiwijze van de Aronskelk produceert bij dit proces ook nog eens warmte. De temperatuur kan oplopen tot 15°C hoger dan de omgevingstemperatuur.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aronskelk
Tekst en foto: Niek Meister
vrijdag 2 maart 2012
‘s Nachts is alles anders…
De bunzing is een marterachtige van kleinschalige landschappen en zal zich dus op Landgoed Larenstein perfect thuis voelen. Het is een predator die zich vooral richt op het vangen van kleine zoogdiertjes, kikkers, padden en andere kleine prooien. Ze eten zelden aas dus is deze kleine rover waarschijnlijk niet op de dode reiger afgekomen maar op jacht geweest. Overdag zie je de bunzing zelden of nooit. Hij rust in holle boomstammen, oude holen, houtstapels en andere rustige plekken. Dit is de eerste vangst op beeld. Maar we hopen dat er ook snel andere dieren op de gevoelige plaat vastgelegd kunnen worden!
Tekst: Joline Middelberg en Robin Kraaij
Foto: Trailcam
woensdag 29 februari 2012
Meten aan water
Niet al het water is hetzelfde. Je hebt zuurstofrijk water, zuurstof arm water, water met veel voedingsstoffen en water dat veel kalk bevat. Al deze watertypes zorgen voor een ander soort natuur en weten wat voor soort water je in een gebied hebt is dus enorm belangrijk als je goede plannen voor beheer en inrichting wilt maken.
Er is alleen een probleem. Al het water is even nat en ziet er ook nog eens (meestal) allemaal het zelfde uit! Als je wilt weten met wat voor water je te maken hebt zul je dus op onderzoek uit moeten. Op Landgoed Larenstein hebben we wateren van verschillende kwaliteit en verschillende herkomst. Voor een onderwijsinstelling die gaat over natuur inrichting en milieu is er geen betere locatie denkbaar! De studenten op de foto zijn hier met een veldset bezig enkele tests uit te voeren om het zuurstofgehalte en de waardes van enkele andere opgeloste stoffen te bepalen. Later word dit in het laboratorium uitgewerkt zodat je precies kunt zien wat voor water je hebt gevonden. En nou maar hopen dat ze er niet invallen.
Foto en tekst: Tim van leeuwen
maandag 13 februari 2012
Landgoedbeheer tijdens het winterweer
vrijdag 10 februari 2012
Kikvors met vorstschade
De bruine kikker die op de foto staat had besloten te gaan overwinteren in de badkuip naast de ruïne. Jammer voor hem is dit altijd een van de eerste plaatsen die dicht vriest op het Landgoed. Niet echt een geweldige overwinteringsplaats dus!
De blaren op de neus van dit dier zijn veroorzaakt doordat het water onder de huid van de kikker bevriest en daardoor uitzet. Lichtelijk onprettig maar niet zo onprettig als de uitzettende ijskristallen die als scherpe naalden door de cellen heen prikken en zo het weefsel van deze kikker in een zacht soepje veranderen.
Zo ver is het gelukkig nog niet, en zo ver zal het ook wel niet komen. Deze kikker is namelijk samen met enkele andere exemplaren overgeplaatst naar een dichtbij gelegen sloot die meer ruimte bied en dus minder snel helemaal dicht vriest.
Tekst: Tim van Leeuwen
Foto: Ernst Jan Penninkhof
donderdag 2 februari 2012
Kluu Kluu Kluu….Roffelt zelden
Dit is natuurlijk de Groene specht (Picus viridis) dat kan niet missen maar ik vind de Pietersons Vogelgids altijd wel een mooie manier van beschrijven hebben. Vooral de beschrijving van het geluid vind ik geniaal. Dankzij deze beschrijving kunnen we de groene specht nu ook herkennen aan geluid dat niet tot nauwelijks gemaakt word.
Spechten hebben een aantal aanpassingen en gedragingen die ze duidelijk onderscheid van andere vogels. Als eerste natuurlijk die “krachtige snavel”. Die zit daar niet voor niets!
Op zijn eeuwige zoektocht naar insecten headbangt de specht zijn snavel met een snelheid die kan oplopen tot 7 meter per seconde (25 Km/h) tegen de boomschors. Menig metal fan zou hier een zware migraine aan overhouden als hij het al overleeft! Onderzoek heeft aangetoond dat de schedeltjes van deze gevederde timmermannen tot ongeveer 1200g te voorduren kunnen krijgen tijdens een flinke hamerslag. Een normaal mens verliest bewustzijn bij ongeveer 6g en bij de meeste moeten er rouwkaarten besteld worden als we langer dan enkele milliseconden worden blootgesteld aan meer dan 50g.
De specht heeft hier geen last van omdat hij een brein heeft dat klem vast in de schedel zit ingebouwd. Bovendien is het brein erg glad en zit er weinig vocht in het hoofd zodat ze geen last hebben schokgolven die door het breinvocht doorgegeven worden. Ter ondersteuning worden de ergste klappen ook nog opgevangen door sterke spieren en veerkrachtige beenderen.
Als je dit allemaal bekijkt zie je dus dat de specht wel goed beschermt is en dus waarschijnlijk geen hoofdpijn overhoudt aan zijn getimmer. Ondanks deze aanpassingen heb ik toch niet het idee dat het erg plezierig moet zijn om met 25 km/h met je hoofd frontaal tegen een boom aan te botsen…zeker niet als ik dat gemiddeld 12000 keer per dag moet doen. Geen wonder dat de Groen specht zelden roffelt.
Tekst: Tim van Leeuwen
Foto: Robin Kraaij
dinsdag 31 januari 2012
IJsbloemen
Mijn hypothese is dat het ontkiemen en in bloei komen van planten in belangrijke mate word gereguleerd door de bodem en luchttemperatuur. Ik heb geen onderzoek gedaan of dit klopt of niet maar als je naar de afgelopen dagen kijkt weet je al dat het niets te maken heeft met of het nou Januari is of niet! Robertskruid, Krokus, Winterakoniet, Stengelloze sleutelbloem en dus ook deze Gaspeldoorn ze staan allemaal al in bloei.
Eigelijk is het heel raar om deze planten nu allemaal al in bloei te zien. Bloei kost immers een hoop energie en heeft als doel voortplanting. Die voortplanting word wel moeilijker als je als plant nu bloeit terwijl de bestuivers waarvan je afhankelijk bent pas over ongeveer een maandje of twee beginnen met uitkomen. Vraag is dan natuurlijk: zijn de bestuivers nou laat of de planten nou vroeg?
Het is denk ik maar hoe je het bekijkt. Planten komen in bloei als de temperatuur daar juist voor is (als mijn hypothese tenminste klopt dan!). Dit hoort echter pas rond Februari Maart te gebeuren dus de planten zijn wel een beetje vroeg uit de knop. Maar bestuivers zijn zo geëvolueerd dat ze een bepaalde periode doen over de metamorfose. Deze metamorfose is zo afgestemd dat hij gelijke tred houdt met de piek van de bloeiperiode. Temperatuur heeft hier wel enige invloed op maar een bij doet er nou eenmaal een bepaalde tijd over om van larf bij te worden, net als een baby. Dus eigenlijk lopen de bestuivers ook wel een beetje achter de feiten aan!
Zo zie je maar weer. Natuur, t ’is maar hoe je het bekijkt!
Foto en tekst: Tim van Leeuwen
zondag 29 januari 2012
Vliegende theezakjes
Over het vogeltje dat centraal staat in deze blog kwam medeblogger Robin Kraaij ooit eens met de enigszins aparte uitspraak: ‘als je ze bij hun staartje zou pakken, lijken het net theezakjes!’.
Als je door de gedeeltes met bos van landgoed Larenstein loopt kun je het geluid van de staartmezen haast niet missen. Links, rechts en vooral boven je hoor je ‘Sii-sii-sii’ en ‘Sjrrrp, sjrrrp’. Als je dan even stil blijft staan en even goed zoekt zie je daar hele families van kleine zwart-wit-met-een-beetje-roze bolletjes met, in verhouding tot hun lichaam, een enorm lange staart. Ze eten vooral insecten en halen vele acrobatische capriolen uit om die te pakken te krijgen; ze hangen bijna vaker op de kop aan takjes dan dat ze er rechtop op zitten.
Om ze nu als theezakjes te bestempelen gaat me wat ver, maar echte mezen zijn het ook niet. De staartmezen vormen een eigen taxonomische groep met vele ondersoorten. In Nederland is het hele jaar door de ondersoort europeaus te vinden (zie foto). In verenkleed is deze soort bijna net zo variabel als een buizerd; er zijn donkere en hele lichte variaties te vinden. Vooral de laatste zorgen nog wel eens verwarring onder vogelaars. Er is een noordelijke ondersoort met de naam Witkopstaartmees (ondersoort caudatus). Deze heeft, behalve een zeer witte kop, ook een spierwitte buik en een wollig voorkomen. Ook heeft de witkopstaartmees een scherpe afscheiding tussen het de witte kop en het zwart op de rug. Wanneer een licht uitgevallen ‘gewone’ staartmees niet voldoet aan de eisen om een witkopstaartmees genoemd te worden, noemen vogelaars hem witkoppige staartmees, hetgeen eigenlijk een ‘gewone’ staartmees is. Tijdens het schrijven hiervan raak ik zelf al in de war, laat staan als je in het veld staat met je verrekijker… Gelukkig zijn gevallen van echte witkopstaartmezen doorgaans zeldzaam in Nederland. Alleen in het najaar en winter willen ze nog wel eens vanuit Scandinavië, Rusland of Oost-Europa deze kant op komen en zich mengen met een familie gewone staartmezen. Het kan dus de moeite lonen om in de winter in zo’n groep staartmezen te speuren naar de zeldzame witkopstaartmees. Maar je bent nu gewaarschuwd voor de instinker van de witkoppige variant!
Tekst en foto: Ernstjan Penninkhof
vrijdag 20 januari 2012
De balans opmaken
Met dank aan Alfons van Bussel. Hij is tuinman van Landgoed Larenstein en houd met behulp van de het weerstation op het dak van de werkschuur de weergegevens bij voor landgoed Larenstein. Vroeger werden deze gegevens gebruikt bij de proef met de daktuinen die tegenover de ringentuin staan. Deze proef met de daktuinen is inmiddels over maar er word nog altijd dankbaar gebruikgemaakt van de weergegevens voor het bepalen wanneer er water gegeven moet worden.
Maar wat kunnen wij er nou aan zien? Op het moment zijn er nog maar van 3 jaren weergegevens beschikbaar dus kunnen we nog niet zo veel zeggen over trends en dergelijke. In de toekomst is dat misschien wel mogelijk, maar voor nu kunnen we alleen kijken naar wat er het afgelopen jaar gebeurd is.
2011 was een raar jaar. Het voorjaar was droog en warm terwijl de zomer juist heel nat was. Toch kunnen we uit de regengegevens zien dat veel regen in de zomer niet uitzonderlijk is. Augustus en Juli zijn namelijk steeds de twee natste maanden van het jaar geweest. Voor mij was dit wel een verrassing omdat ik persoonlijk de natste maand in de periode September tot December had gezocht. Waar dit nou precies aan ligt en of dit een trend is of niet valt met 3 jaar metingen nog niet te zeggen, maar opvallend is het in ieder geval! Leuk om zo dingen te ontdekken over een plaats die je verwacht toch eigenlijk wel heel goed te kennen.
Wil jij meer weer zien? Op de landgoedpagina van de LaarX site kun je nog meer weergrafieken vinden.
Tekst: Tim van Leeuwen
Met dank aan: Alle tuinmannen van Landgoed Larenstein maar in het bijzonder aan Alfons van Bussel
zaterdag 14 januari 2012
Microkosmos Larenstein
Vogels, planten, mossen, korstmossen en grote insecten. Al deze dingen kun je makkelijk met het blote oog zien. Maar wat zien we nou als we een keer een korstmos als universum nemen? Met die vraag in mijn achterhoofd trok ik vanmiddag Landgoed Larenstein op.
Na een klein stukje Groot dooiermos (Xanthoria parietina) van een boom te hebben geschraapt ging ik weer op weg naar huis om dit eens wat nader te bekijken onder de microscoop. Van dichtbij zag dit stukje korstmos er net uit als het oppervlakte van een planeet met veel vulkaankraters, geel van het zwavel dat uit het binnenste van die planeet afkomstig zou kunnen zijn. Tussen de kraters door wandelde ineens een vreeswekkend monster het beeld in! Snel wat water er over heen en zo bleef het beest gevangen en kon ik het rustig bestuderen.
Ik ben natuurlijk niet alwetend maar met internet en raad van goede vrienden kom je een heel eind. Het woeste dier onder de microscoop bleek een onvolwassen (nymf) stofluis te zijn. Met de determinatiesleutel voor stofluizen kwam ik er helaas niet uit (nymfen mogen niet mee doen), ook de experts op waarneming.nl wisten het niet. Stofluizen zijn familie van de hoofdluizen en bladluizen maar dan veel kleiner. Ze zijn heel algemeen en wonen op vochtige plaatsen zoals de schors van bomen en tussen het bladafval. Daar leven ze van schimmels en andere lekkernijen. In totaal zijn er ongeveer 5500 (!) soorten stofluizen en soortgelijke insecten bestaan waarschijnlijk al sinds 295000000 jaar geleden (!). geen wonder dat ze zo stoffig zijn dus!