dinsdag 27 november 2012

Vos bezoekt het landgoed


Het landgoed Larenstein wordt bevolkt door veel verschillende diersoorten. Een aantal dieren laat zich echter overdag niet zien. In zo’n geval komt een cameraval goed van pas. Om voor de open dag van zaterdag 10 november wat leuke beelden te laten zien van dieren op het landgoed plaatsten we een cameraval. Een plaats waar een duidelijke wissel (pad gebruikt door dieren) aanwezig is bood een goede mogelijkheid. Na het neerleggen van kattenvoer als lokmiddel was het afwachten welke dieren er voor de lens van de camera zouden verschijnen.

Toen Floris de camera zaterdagochtend weer ophaalde stond er een heuse Vos op de foto! Gelokt door de geur van het kattenvoer kwam het dier voor de camera om het kattenvoer op te eten. De Vos (Vulpes vulpes) familie van de hondachtigen (Canidae) komt (op de waddeneilanden na) in heel Nederland voor en is ook qua leefgebied niet kieskeurig. Zo kun je Vossen zien in de duinen, in gebieden met landbouw, op de heide, in bossen en soms zelfs in dorpen en steden! Vossen zijn iets groter dan een flinke kat en lijken in de winter door de dikke vacht behoorlijk groot. De Vos is een alleseter, hij eet zowel dierlijk als plantaardig voedsel en heeft per dag een behoefte aan 500 gram voedsel. Ook zijn er Vossen die zich specialiseren op een bepaalde voedselbron bijvoorbeeld weidevogels of (Grauwe) ganzen. Een vossenpaartje deelt een territorium, de grootte van dit territorium varieert tussen de 100 en 400 ha. Het voedselaanbod is bepalend voor de grootte van een territorium, het is dus best mogelijk dat de Larensteinse Vos ook andere gebieden in de omgeving bezoekt.

Een aantal gebieden waar je gemakkelijk Vossen kunt zien zijn vooral de Duinen. In de Amsterdamse waterleidingduinen zijn de Vossen erg tam, dit komt omdat ze gevoerd worden door de vele bezoekers en fotografen die het gebied bezoeken. Een ander gebied waar je makkelijk een Vos kan zien is de Oostvaardersplassen.


Tekst: Jurgen Rotteveel

Foto en film: Floris Moolenbeek.

Bron: www.zoogdiervereniging.nl – www.waarneming.nl

Aan het werk voor Akker(on)kruiden


 
In het voorjaar en de zomer zijn de veldjes met akkeronkruiden rijk begroeid met soorten als Bolderik, Korenbloem, Gele ganzenbloem en Knopherik.  Met het beheer van akkeronkruiden kunnen soorten in stand worden gehouden die zich bij intensieve landbouw niet meer kunnen handhaven.
Donderdag 22 november werden de zandakker en de kleiakker gefreesd. Misschien ben je benieuwd waar dat nou voor nodig is en wat de effecten zijn op de bodem en de vegetatie. Door een bepaalde manier van bodembewerking kun je de vegetatie beïnvloeden. Als je hier meer over wil weten volgt nu een korte uitleg.

De akkers worden gefreesd omdat er geen ploeg beschikbaar is. Bij het frezen word de grond door elkaar gemixt en hierbij worden veel plantenwortels doorgesneden. Soorten met dikke wortelstokken profiteren hiervan doordat ze beter verspreid worden. Dit leidt tot een toename van plantensoorten als: Kweek, Akkerdistel en Haagwinde.
Voor de bodem is frezen niet ideaal omdat de grond hierbij gemixt wordt, waardoor er meer kans is op verdichting en verslemping. Dit treedt vooral op bij kleigronden. Bij ploegen wordt de bouwvoor omgekeerd een ontstaat een geheel nieuw zaaibed. Doordat de zaden ook worden ondergeploegd komen er minder kruiden op dan bij frezen. De eerder genoemde soorten met dikke wortelstokken hebben hierbij geen voordeel.

Bij kleigronden is het beter om in het najaar te ploegen of spitten zodat de grond kan uitvriezen. Door de bodembewerking kan de vorst diep in de grond doordringen waardoor een fijne structuur ontstaat met en betere ontwatering. Bij zandgrond maakt dit niet uit. Wanneer in het najaar de bodem wordt bewerkt komen meer tweejarige soorten voor terwijl bij bodembewerking in het voorjaar alleen eenjarige soorten voorkomen.
In het verleden is de helft van de akker eens ingezaaid met wintergraan zoals rogge. Dit inzaaien kan van half oktober tot ongeveer eind november. Hierbij ontstaat een andere vegetatie met minder lichtminnende kruiden. Soorten als Bolderik en Korenbloem blijven wel voorkomen maar Gele ganzenbloem heeft een grote lichtbehoefte en word daardoor weg geconcurreerd.

Tekst en foto: Niek Meister
Met dank aan: André van Harxen

vrijdag 2 november 2012

Opgelet: het is weer paddenstoelenseizoen!


Ze schieten weer de grond uit. Wanneer je in deze tijd van het jaar over het landgoed rond loopt kun je allerlei soorten tegenkomen. 300 soorten op het schoolterrein zijn al op naam gebracht maar waarschijnlijk zijn er wel 400, 500of mischien zelfs 700. (In Nederland zijn circa. 4000 soorten)


In het Vijverbos zijn soorten te vinden als de Kleine stinkzwam, Gewoon eekhoorntjesbrood, Prachthertenzwam, vezelkoppen, de Geelbruine schijnridder en Sparrenveertje.

Hier komt een bijzondere soort voor die ook op de foto te zien is: de Streepsteel veldridderzwam (Melanoleuca grammopodia f. megacarpa). Deze soort is pas 3 keer waargenomen in Nederland. Erg onopvallend is deze soort niet de hoed kan een groote bereiken tot 17 cm. Het is een soort die op grof strooisel en humusrijke bodems groeit. In theorie is deze soort aan te treffen in allerlei bossen op vochtig tot droog voedselrijk zand, leem en klei. In de praktijk is het kennelijk niet zo makkelijk gezien het aantal waarnemingen.

Achteraan op het landgoed bij de populierenrij langs de A12 is een heksenkring te zien van de Populierenmelkzwam. Op de dikke dode beuk groeien verscheidene porseleinzwammen (en ook op de houten uil naast de aula). Wanneer je verder rondloopt over het landgoed kom je ze overal tegen in allerlei vormen.

Paddestoelen zijn van groot belang voor planten. Ze krijgen vaak maar weinig aandacht, terwijl 90 % van alle planten afhankelijk is van schimmels. Ongeveer 58 % van de paddenstoelen zijn Saprofyten, zij leven van dood plantaardig materiaal. 20 % zijn Symbionten, de samenwerker. De zwamvlok van de paddestoel is verbonden met de wortels van de boom of plant, De paddenstoel krijgt organische stoffen en geeft in ruil andere voedingstoffen, water of bescherming tegen bepaalde ziekten. Wanneer bomen niet zouden samenwerken met paddenstoelen zouden ze een veel groter wortelstelsel nodig hebben. Dan is er nog een laatste categorie van Parasieten. Een voorbeeld hiervan is de Rupsendoder. Deze paddenstoel leeft van de poppen van nachtvlinders.

De paddenstoelen op het landgoed worden geïnventariseerd door André Hertog en door Marjon van der Vegte. Zij heeft ook een leuke site met mooie foto`s voor degenen die nog meer willen weten over paddenstoelen op het landgoed, op de Posbank, Loenermark en Lichtenbeld. http://www.amanita.fotovidi.nl/ (zie vindplaats, Larenstein, biotoop)

Tekst en Foto: Niek Meister
Met dank aan: Adré Hertog

dinsdag 23 oktober 2012

Oenanthe aquatica


Watertorkruid behoort tot de apiaceae, bij sommigen beter bekend als de schermbloemenfamilie. De bladstengel van watertorkruid is, anders dan bij pijptorkruid dat ook tot het geslacht oenanthe behoort, met merg gevuld. De schermen zijn kort gesteeld en staan merendeels tegenover de bladeren; ze hebben geen omwindsel. In Nederland is watertorkruid een van de gewoonste schermbloemigen van natte standplaatsen, behalve in uitgesproken brakwatergebieden. Watertorkruid is kenmerkend voor standplaatsen met een wisselende waterstand. Onder de schermbloemigen van de waterkant is het de meest uitgesproken pionier; watertorkruid kiemt alleen op drooggevallen plekken. Blijft de groeiplaats het tweede jaar onder water, dan ontwikkeld watertorkruid zich weliswaar fors, maar na te hebben gebloeid en vruchtgezet, verdwijnt het, tot de plek opnieuw droog valt. Watertorkruid is op één plek op het landgoed Larenstein aanwezig. De plant welke van juni tot en met augustus bloeiend te bewonderen is, groeit aan de waterkant naast de vlonder van de grote vijver. Echter neemt de plant de laatste jaren steeds verder af. Hieruit kan worden afgeleid dat het waterpeil van de grote vijver stabieler wordt. Op dit moment is van het watertorkruid naast de vlonder, niet meer dan een  vegetatieve vorm te zien.
  
Tekst en foto: Tamar Braaksma
Met dank aan André Hertog (inspiratiebron)
Afbeelding en bron: Nederlandse oecolische flora wilde planten en hun relaties.

dinsdag 25 september 2012

De Grote gele kwikstaart


Momenteel worden er geregeld Grote gele kwikstaarten (Motacilla cinerea) gezien op en rond het landgoed Larenstein. De Grote gele kwikstaart, familie van de Piepers en kwikstaarten (Motacillidae), is groter dan de veel algemenere Witte en Gele kwikstaart (Motacilla alba en M. flava). Als je denkt aan een verschil in grootte zoals tussen Merel en Zwarte kraai kom je echter bedrogen uit. De verschillen in grootte bedragen hoogstens 3 cm. Het belangrijkste kenmerk van de Grote gele kwikstaart zijn zijn grijze kop en rug en zijn gele buik. De Gele kwikstaart heeft een geel/groene rug en gele buik. De naam Kwikstaart hebben de vogels te danken aan de rare gewoonte om hun staart regelmatig omhoog en naar beneden te bewegen.

Grote gele kwikstaarten komen vooral voor rond gebieden met stromend water zoals beken en rivieren. In Nederland broedden de meeste Grote gele kwikstaarten in de provincies Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De grootste aantallen broedvogels worden vaak vastgesteld in de buurt van de Duitse grens. In de winter kun je Grote gele kwikstaarten door heel Nederland aantreffen en zoeken ze zelfs de bewoning op. Vaak foerageren ze op platte daken waar een beetje water op blijft staan, zo had ik zelf twee jaar geleden een week lang een Grote gele kwikstaart op mijn balkon in Velp.

Door achteruitgang van de waterkwaliteit en door kanalisatie van beken zijn de aantallen broedende Grote gele kwikstaarten achteruit gegaan in Nederland. Het verbeteren van de waterkwaliteit en aanleg van natuurlijke oevers zou een positieve invloed moeten hebben op het aantal broedvogels. Momenteel gaat het aantal broedvogels helaas nog steeds achteruit. Er broedden in Nederland momenteel 340 tot 550 paartjes Grote gele kwikstaarten.


Tekst en foto’s: Jurgen Rotteveel.

Foto boven: Mannetje Grote gele kwikstaart bij de beekhuizenbeek.
Foto onder: Grote gele kwikstaart op balkon in Velp.

-Bronnen: -ANWB vogelgids van Europa (L.Svensson, 2010)
                  -www.sovon.nl (2012)
                  -www.waarneming.n l(2012)
-Geluid van Grote gele kwikstaart:

maandag 17 september 2012

Krabbenscheer

Bij het bruggetje op het landgoed is de krabbenscheer bruin gekleurd en over een aantal weken valt er boven water niets meer van te zien. Deze rode-lijst soort speelt een belangrijke rol bij verlanding in veengebieden en vormt een schuilplaats voor veel waterdieren. Het voorkomen van Krabbenscheer zegt iets over de goede waterkwaliteit omdat deze plant erg gevoelig is voor sulfaat.
In de winter liggen de planten op de bodem, maar in het voorjaar worden nieuwe bladeren gevormd. Deze bladeren bevatten cellen die met gas zijn gevuld. Hierdoor drijven ze naar het oppervlak. In deze tijd van het jaar vullen de cellen zich weer met water en zal de plant naar de bodem zinken.
Bepaalde insectensoorten zoals de Groene glazenmaker en het Lichtmotje zijn gebonden aan Krabbenscheer. De Groene glazenmaker legt haar eitjes op de bladen zodat de eitjes samen met de plant kunnen overwinteren op de bodem. De Gerande oeverspin word hierop ook vaak aangetroffen en de Zwarte stern nestelt in dichte vegetaties van Krabbenscheer.
Tekst en foto: Niek Meister
Bron: www.knnv.nl

woensdag 6 juni 2012

Een opvallende schoonheid


Van alle mooie dingen die je kunt tegenkomen op Landgoed Larenstein hoort de koninginnenpage toch zeker wel bij de top 10! Toen Jill, een van de conciërges, dan ook vertelde dat er een grote geel met zwarte vlinder in de tuin zat, zijn we meteen naar buiten gegaan om te kijken of hij er nog zat. En ja hoor, daar zat een prachtige koninginnenpage (Papilio machaon) rustig te genieten op een orchidee in het blauwgraslandje. Het zonnetje scheen niet en het was niet erg warm, dus  zij was erg kalm en liet zich goed fotograferen. Deze dagvlinder, een van de grootste van Nederland, was op het landgoed pas 1 keer eerder waargenomen in 2006, dus dat is altijd extra leuk!

Als deze vlinder eitjes legt in de tuin kunnen we de komende weken genieten van de bijzondere rupsen. De op schermbloemen levende rupsen beginnen hun leven lijkend op een vogelpoepje. Door er zo vies uit te zien worden ze minder opgegeten door vogels en is er meer kans dat ze na een paar vervellingen fel groen met zwart en oranje zullen worden. Deze felle kleuren dienen om predatoren af te schrikken. Als je van de kleuren nog niet genoeg bent afgeschrikt heeft de rups nog een trucje achter de hand. Dan floept er opeens een stinkende oranje gevorkte klier uit zijn nek, een osmaterium genoemd. Al met al heeft de rups dus een flinke trukendoos om de volwassenheid te bereiken in de boze buitenwereld!

Ook de vlinder is gebouwd op overleven. Zijn grootte en opvallende kleuren zorgen ervoor  dat hij een makkelijke en ook smakelijke prooi is voor vogels. De koninginnenpage heeft daarom 2 uitsteeksels aan het einde van zijn vleugels. Deze uitsteeksels lijken ontzettend op antennes en de kans is dus groot dat de vogel een hapje vleugel te pakken heeft in plaats van een vlinderhoofdje. Zo zie je maar, de koninginnenpage is niet alleen een mooi maar ook handig ontwerp!

Bronnen: www.vlindernet.nl
              www.soortenbank.nl

Tekst en foto: Joline Middelberg

woensdag 30 mei 2012

Libellen op het landgoed

Momenteel vliegen er weer volop Libellen en Juffers op het landgoed rond.
Op Waarneming.nl is te zien dat er van de Juffers de Azuur-, variabele water-, vuurjuffer en het Lantaarntje gezien zijn.
Van de grotere Libellen zijn de: Smaragd-, Venwitsnuit-, Noordse witsnuitlibel, Glassnijder, Platbuik en Viervlek waargenomen op het landgoed.
De Viervlek (Libellula quadrimaculata), familie van de Korenbouten (Libellula), is een soort die vrij gemakkelijk te herkennen is aan de vier vlekken op de vleugels aan de weerzijden van het lichaam.
Viervlekken vliegen van eind april tot begin september.
De geslachtsrijpe mannetjes gebruiken uitkijkposten (bijvoorbeeld een stengel van pijpenstrootje) om de omgeving af te speuren op concurrerende mannetjes of voor vrouwtjes om mee te paren.
Na de paring zet het vrouwtje de eitjes af in ondiep water, tijdens de eiafzet beschermt het mannetje het vrouwtje van concurrerende mannetjes die ook wel willen paren.
De larven die uit de eitjes komen blijven twee tot drie winters in het water, van eind april tot half juli komen de volgroeide larven uit het water gekropen vanwaar ze de wijde wereld in vliegen.

Er zijn jaren bekend dat de Viervlek in zeer hoge aantallen voorkomt en er zwermen van miljoenen Viervlekken ontstaan.
Deze zwermen zijn tegenwoordig niet meer in Nederland te zien maar wel in andere delen van zijn leefareaal (Europa, m.u.v. de uiterste zuidelijke en noordelijke delen).

Viervlekken komen zeer algemeen voor in Nederland en zijn vaak te vinden bij stilstaande wateren.
Op het landgoed kun je hem o.a. zien vliegen bij de graslandjes langs de kant van de snelweg.

Tekst en foto: Jurgen Rotteveel.

Bron: http://www.libellennet.nl/, Libellen van Europa - Klaas-Douwe B Dijkstra – Tirion Natuur - Baarn 2008 en www.waarneming.nl

woensdag 23 mei 2012

Een sterke voorlichting over een sluipend gevaar



Veel mensen denken dat de Nederlandse natuur zonder gevaren is. We hebben immers geen tijgers en leeuwen, de laatste Nederlandse bruine beer is waarschijnlijk in de 11e eeuw geschoten en de waarnemingen van Lynxen op de Hoge Veluwe betreffen waarschijnlijk groot uitgevallen huiskatten. De natuur is dus vrij van dingen die ons willen op eten en we kunnen er veilig in rond lopen…..tenminste….

De teek en de ziekte van Lyme
Borrelia burgdorferi is een bacterie die wordt overgebracht door verschillende soorten teken en veroorzaakt de ziekte van Lyme. Deze ziekte kan in het ergste geval lijden tot verlamming. Daarentegen is de ziekte van Lyme in een vroeg stadium goed te behandelen en niet iedere teek is besmet met de Borrelia bacterie.. Er is dus geen reden om minder van de Nederlandse natuur te gaan genieten. Het is echter wel slim bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen.

De ziekte van Lyme is namelijk moeilijk te herkennen en in veel gevallen komen mensen die besmet zijn pas relatief laat bij een arts. In een later stadium is behandeling vaak lastig omdat de infectie dan meer door het lichaam verspreid zit. Het voorkomen van een tekenbeet is de beste preventiemethode tegen het verspreiden van de ziekte van Lyme in Nederland. Maar hoe doe je dat? En hoe zit dat nou eigenlijk met die Teken? Zijn ze echt zo gevaarlijk?

Gastcollege
Omdat studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp veel op plaatsen komen waar teken hun jachtgebied hebben is goede voorlichting belangrijk. Dit is al deel van de opleiding Bos en Natuurbeheer maar Studievereniging LaarX wil zich graag inzetten om deze voorlichting nog beter te maken. Om de gevolgen van tekenbeten en het voorkomen hiervan nog beter onder de aandacht van studenten te brengen is op maandag 21 mei een gastcollege verzorgd door Arnold van Vliet. Dit college ging over de biologie van teken, hun gevaar en beetpreventie, en werd georganiseerd in samenwerking met Rovince outdoor clothing.

Het college gaf goede tips en tricks over hoe je een beet kunt voorkomen en leerde de studenten ook hoe een teek te werk gaat en waardoor ze worden aangetrokken. Het was een openbarend college waar de (basis)kennis van iedereen werd  getest met een quiz met stemkastjes! Hiernaast kregen we goede feitelijke en actuele informatie over een vaak onderschat  beroepsrisico.

Teken op Larenstein?
Na het gastcollege had Arnold ook nog even tijd voor de ultieme test. Is landgoed Larenstein teekvrij of niet? Na enkele plekken bemonsterd te hebben vonden we een teek. Dit betekend dat het Landgoed helaas niet vrij van teken is, maar er is een lichtpuntje. Op vergelijkbare plekken in de omgeving zouden we volgens Arnold al makkelijk 40 teken gevangen hebben. Het landgoed blijft dus een relatief veilige plek om te werken(of in de zon te liggen!) Dit is misschien deels te verklaren door de in mindere mate aanwezigheid van grote zoogdieren. Of zijn er andere factoren in het spel? Wellicht een interessant onderzoek voor studenten!

20% Korting voor studenten!
Om studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein nog beter te beschermen tijdens hun werk,maar ook vrije tijd, heeft Rovince en speciale aanbieding bedacht samen met LaarX.
Rovince verkoopt tekenwerende kleding die de drager beschermt tegen aanvallen van deze kleine ondeugden. Het bedrijf heeft als missie een groter bewustzijn te creëren voor de gevaren van teken en mensen te beschermen tegen de ziekte van Lyme.  Om ook de studenten goed te beschermen is deze kleding nu in de webshop te bestellen met 20% korting!

Via de website van studievereniging LaarX is meer informatie te vinden over de actie en kun je ook links vinden naar meer informatie over teken en Rovince.

Tekst: Tim van leeuwen en Joline Middelberg
Foto: Joline Middelberg

dinsdag 24 april 2012

De Witte klaverzuring


Door de warme periode in maart liep de ontwikkeling van planten voor op de normale situatie. Maar door de kou van de afgelopen tijd zijn we deze voorsprong kwijt geraakt.

Op dit moment bloeit de Witte klaverzuring (Oxalis acetosella) in het Kappellenbos  op het landgoed. Deze overblijvende plant komt voor op vochtige beschaduwde plaatsen in bossen en heggen en voelt zich hier dus goed thuis. Witte klaverzuring is het meest gespecialiseerd aan een minimale lichtbehoefte. De planten blijven erg laag maar de wit tot paars geaderde kroonbladeren vallen goed op. De drie hartvormige blaadjes lijken op klaver maar het is geen familie.

Witte klaverzuring bevat een hoog gehalte aan oxaalzuur, waardoor het een bittere zure smaak heeft. Dit komt ook terug in de naam. Oxalis is afgeleid van het Griekse woord oxys dat zuur betekent. De tweede naam acetosella betekent in het Latijn ‘naar azijn smakend’. In Noord-Amerika werd klaverzuring door indianen aan hun paarden gevoerd om ze sneller te laten lopen.

Tekst en foto: Niek Meister
Met dank aan: Andre van Harxen

dinsdag 17 april 2012

Een slak aan de wandel

Regen is nou niet voor iedereen een van de meest ideale weersomstandigheden voor een gezellige avondwandeling. Deze Wijngaardslak (Helix pomatia) dacht daar duidelijk anders over. Normaal worden deze dieren op Landgoed Larenstein alleen gevonden rond de ruïne van de voormalige pastoorswoning. Deze slak was duidelijk wat avontuurlijker en werd door Ben ter Mull gevonden op een van de paden in de demonstratie tuin. Dit betekend dat deze “wereldreiziger” toch wel enkele honderden meters van zijn oorspronkelijke habitat verwijdert is geraakt!

Maar waarom komen Wijngaardslakken nou niet over heel het landgoed voor? Dit heeft te maken met het enorme huis dat ze op hun rug mee dragen. Met een huisje van maximaal 5 cm in doorsnede is deze slakkensoort de grootste huisjesslak van ons land. Voor de bouw van een dergelijk huisje is natuurlijk een hoop kalk nodig. Omdat de ruïne gebouwd is met kalkrijk cement vinden wijngaardslakken hier de omstandigheden die ze nodig hebben. De rest van het landgoed is dus te kalkarm om de Wijngaardslak van een geschikte woning te voorzien.

Deze reizende Wijngaardslak verkeert overigens in goed gezelschap. Biologen gaan er van uit dat de slak van nature gebonden is aan warmere streken in Midden en Zuid Europa. Hoe komen de slakken dan hier? Wel laten we zeggen dat mensen overal ter wereld altijd en in alle tijdperken de vreemde gewoonte lijken te hebben dingen die slijmerig en onappetijtelijk zijn als delicatesse te beschouwen. De eerste vondst van wijngaardslakken dateren waarschijnlijk uit het Neolithicum wat de Wijngaardslak waarschijnlijk tot een van de oudste exoten in ons land maakt. Ik kan mij niet indenken dat een dergelijk slijmerig stukje vlees echt heel lekker is maar kennelijk waren onze voorouders er zo aan verknocht dat ze genoeg dieren hebben ingevoerd om een stabiele populatie te stichten. Later geholpen door de Romeinen is de wijngaardslak inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse fauna. Ze wordt niet meer beschouwd als exoot en wordt zelfs gezien als een zeldzame diersoort die het beschermen waard is. Van exotisch voedingssupplement naar beschermd natuurschoon, die wijngaardslakken zijn dus lang zo sloom nog niet!

Foto: Ben ter Mull

Tekst: Tim van Leeuwen met dank aan Ben ter Mull voor de inspiratie

donderdag 5 april 2012

Ode aan de Vroegeling



Vertrapt, ondergeschoffeld, afgebrand, weggestroomd, vergiftigd, besprenkeld met hondenurine en dan ook nog eens veelal overgeslagen door floristen…..als Vroegeling (Erophila verna) is je leven echt geen lolletje! Hoog tijd dus om eens de loftrompet te steken over dit prachtige kleine kruisbloempje! Dit kleine doorzettertje heeft namelijk nog al wat in zijn mars!

Ten eerste is het vaak een van de eerste planten die bloeit in het voorjaar. De plant overwintert als rozetje en zo snel het enigszins vorst vrij is lopen de plantjes uit en vormen zich vaak grote tapijten witte bloempjes. In vroeger tijden deed hij dat in korenvelden voor het gewas tijd kreeg om uit te lopen. Toen koren werd vervangen door graansoorten met een hogere gewasopbrengst moest de Vroegeling een ander onderkomen gaan zoeken. De plant heeft toen in korte tijd een transformatie ondergaan die zelfs veel mensen nog zwaar valt, van boerenkinkel naar echte kosmopoliet. Door zijn grote aanpassingsvermogen is de plant opgeklommen van onkruid tussen het graan tot de nachtmerrie van iedere gedetineerde schoffelaar! Je kunt namelijk wieden wat je wil, volgend jaar staan er weer net zo veel Vroegelingen als je dit jaar hebt weggehaald. Een echte vastbijter dus!

Naast het feit dat het plantje een kleine doorzetter met een groot aanpassingsvermogen is, is zij ook nog eens geweldig dankbaar foto-object! De stengels wringen zich in allerlei vreemde hoeken wat het erg leuk maakt om naar te kijken. Het zijn net balletdanseressen met een witte jurk. Neem daarbij dat de plantjes heel algemeen zijn en je hebt een ideale combinatie! Ofwel; is de Zeearend, Herfstschroeforchis of Julikever waar je eigelijk naar op zoek was even niet voor handen? Geen nood! Je hebt je 20 kilo aan camera spullen niet voor niets mee gesleept! Er is namelijk altijd wel een Vroegeling in de buurt om je op te vrolijken….als je tenminste vroeg genoeg bent natuurlijk.

Tekst en foto: Tim van Leeuwen

maandag 19 maart 2012

Het is weer zover: de paddentrek!


Elk jaar tussen februari en april wanneer de bodemtemperatuur 4 a 5 graden is trekken de padden vanaf hun overwinteringplaats naar de plek waar ze eieren gaan leggen. Ze overwinteren in de begroeiing van bossen parken en in tuinen, ingegraven onder bladeren, onder houtstapels en in holen. Ook op Landgoed Larenstein is het weer zo ver en daarom nemen we een kijkje in het paddenleven.

Padden blijken te beschikken over een soort postduiveninstinct waardoor ze terugkeren naar het water waar ze zelf uit het ei zijn gekomen( soms meer dan 2 km). Hoe dit kan is nog niet bekend maar uit tests blijkt dat de reuk geen rol speelt en veranderingen op de route geen probleem vormen. De mannetjes beginnen eerst aan de tocht en proberen zich onderweg vast te klampen aan een passerend vrouwtje (herkenbaar aan de opgezwollen buik vol met eitjes). Een graad of 10 en regenachtig weer, dat zijn niet voor iedereen ideale weersomstandigheden maar wel voor de paddentrek. Een beetje pad laat zich niet vellen door onverwachtse kou, bij vorst graven ze zich ter plekke in.

Als mannetjespad valt het niet mee, de concurrentiestrijd is enorm door het grote overschot aan mannen. Daardoor kan het voorkomen dat een iets te enthousiaste pad een ander mannetje, een kikker of een dode vis in de paargreep (amplexus) neemt. Drie dagen na aankomst op locatie begint de eigenlijke paring. Hierbij perst het vrouwtje haar eiersnoeren naar buiten en bevrucht het mannetje de eieren. Na de paring trekken ze verder naar hun zomerverblijven waar ze zich overdag schuil houden en `s nachts jagen op slakken en insecten. Als de zomer voorbij is trekken de geslachtsrijpe padden naar hun overwinteringplaats en de overige padden zoeken ter plaatse een plek om te overwinteren.

Tekst: Niek Meister
Foto: Robin Kraaij

woensdag 7 maart 2012

Ontvouwen van de aronskelk in het kapellebos.

Op dit moment ontvouwt de Gevlekte Aronskelk in het Kapellenbos. De bladeren zijn net uit de grond en over een maand tot anderhalve maand is de bloeiwijze te zien.
De bloeiwijze van deze plant is erg interessant omdat de bloemen geen nectar leveren maar insecten lokken met een sterke geur. De insecten worden hartelijk ontvangen en meteen voor 24 uur opgesloten. (deze strategie heet sapromyofilie)

De vrouwelijke bloemen ontwikkelen zich eerst en zodra ze rijp zijn voor bestuiving geeft de appendix van de bloem een sterke geur af die lijk op mest of urine. Gek genoeg vinden insecten deze geur erg lekker en als ze dan op het omgevende blad of op de rand van de bloeiwijze gaan zitten glijden ze uit in een laagje olie. Door de uitsteeksels van de mannelijke bloemen en de olie aan de binnenzijde van de bloeiwijze is ontsnappen niet mogelijk.
Vervolgens wordt een druppel kleverige vloeistof uitgescheiden door de vrouwelijke bloemen en doordat de insecten hiermee in aanraking komen komt het stuifmeel van een andere Aronskelk op de vrouwelijke bloemen terecht.

Hierna vinden er een aantal veranderingen plaats. De kleverige uitscheiding verdwijnt, de mannelijke bloemen komen tot rijping en werpen het stuifmeel uit dat weer blijft kleven aan de insecten die nog in de bloeiwijze zitten. Hierna verdwijnt ook de olie en verslappen de uitsteeksels zodat de insecten naar buiten kunnen.

Dit was nog niet alles want de bloeiwijze van de Aronskelk produceert bij dit proces ook nog eens warmte. De temperatuur kan oplopen tot 15°C hoger dan de omgevingstemperatuur.

Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aronskelk

Tekst en foto: Niek Meister

vrijdag 2 maart 2012

‘s Nachts is alles anders…

Wij hebben tot nu toe altijd blogjes geplaats over dingen die overdag plaats vinden op het landgoed. ’s Nachts is er echter ook een hele wereld te ontdekken. Je kan besluiten om met een nachtkijker over het landgoed te struinen maar je kan ook het werk voor je laten doen. Toen wij een dode reiger vonden op het terrein hebben we daar een trailcam bij gezet (reiger rechts in beeld). Deze camera is waterdicht, gecamoufleerd, en kan overdag en ’s nachts filmpjes maken. De eerste nacht waren er helaas geen bijzondere dingen te zien maar de 2e nacht hadden we beet. Een bunzing die kort door het beeld loopt!!

De bunzing is een marterachtige van kleinschalige landschappen en zal zich dus op Landgoed Larenstein perfect thuis voelen. Het is een predator die zich vooral richt op het vangen van kleine zoogdiertjes, kikkers, padden en andere kleine prooien. Ze eten zelden aas dus is deze kleine rover waarschijnlijk niet op de dode reiger afgekomen maar op jacht geweest. Overdag zie je de bunzing zelden of nooit. Hij rust in holle boomstammen, oude holen, houtstapels en andere rustige plekken. Dit is de eerste vangst op beeld. Maar we hopen dat er ook snel andere dieren op de gevoelige plaat vastgelegd kunnen worden!

Tekst: Joline Middelberg en Robin Kraaij

Foto: Trailcam

woensdag 29 februari 2012

Meten aan water

Niet al het water is hetzelfde. Je hebt zuurstofrijk water, zuurstof arm water, water met veel voedingsstoffen en water dat veel kalk bevat. Al deze watertypes zorgen voor een ander soort natuur en weten wat voor soort water je in een gebied hebt is dus enorm belangrijk als je goede plannen voor beheer en inrichting wilt maken.

Er is alleen een probleem. Al het water is even nat en ziet er ook nog eens (meestal) allemaal het zelfde uit! Als je wilt weten met wat voor water je te maken hebt zul je dus op onderzoek uit moeten. Op Landgoed Larenstein hebben we wateren van verschillende kwaliteit en verschillende herkomst. Voor een onderwijsinstelling die gaat over natuur inrichting en milieu is er geen betere locatie denkbaar! De studenten op de foto zijn hier met een veldset bezig enkele tests uit te voeren om het zuurstofgehalte en de waardes van enkele andere opgeloste stoffen te bepalen. Later word dit in het laboratorium uitgewerkt zodat je precies kunt zien wat voor water je hebt gevonden. En nou maar hopen dat ze er niet invallen.

Foto en tekst: Tim van leeuwen

maandag 13 februari 2012

Landgoedbeheer tijdens het winterweer

Ondanks de winterse omstandigheden zijn de afgelopen weken werkzaamheden uitgevoerd op het landgoed. De verantwoordelijke hiervoor (André Hertog) geeft graag uitleg over de redenen hiervoor.

Het doornstruweel bij de oude poort is voor het eerst in 10 jaar afgezet. De Meidoorns, Sleedoorns en Wegedoorns die hier staan hebben het afgelopen jaar weinig gebloeid en het is tijd om ze weer te verjongen. Hierdoor valt er meer licht op de bodem en het is nog een verrassing wat we in het voorjaar voor ondergroei aantreffen (tot nu toe waren het vooral brandnetels).

Het Heemtuinbosje tegenover de fietsenstalling is gedund. Hier staan veel soorten bomen en struiken, maar omdat de eiken te dicht op elkaar staan valt er weinig licht op de bodem en dat gaat ten koste van de ondergroei. Eikenblad bevat looizuur en als het blad in het ven terecht komt zorgt dat voor verzuring, daarom zijn de eiken langs de rand weggehaald.

De meidoornhaag heeft zijn 5jaarlijkse knipbeurt ook weer gehad en staat er weer kort en strak bij. Meidoornhagen worden waarschijnlijk al gebruikt sinds de bronstijd (ca. 3000 tot 800 voor Christus), De Romeinen plaatsten gevlochten meidoornhagen rond hun nederzettingen. Tot de uitvinding van het prikkeldraad (1873) werd dit in heel Europa toegepast.



Tekst: Niek Meister

Foto: Tim Lemmerlijn

vrijdag 10 februari 2012

Kikvors met vorstschade

Bevroren tenen en vingers zijn geen pretje maar meestal goed voorkombaar door niet op sandalen naar buiten te gaan als er ongeveer een meter sneeuw ligt. De juiste kleding voorkomt onderkoeling. De meeste dieren hebben die luxe echter niet. Daar kwam deze kikker maar weer eens pijnlijk achter.

De bruine kikker die op de foto staat had besloten te gaan overwinteren in de badkuip naast de ruïne. Jammer voor hem is dit altijd een van de eerste plaatsen die dicht vriest op het Landgoed. Niet echt een geweldige overwinteringsplaats dus!

De blaren op de neus van dit dier zijn veroorzaakt doordat het water onder de huid van de kikker bevriest en daardoor uitzet. Lichtelijk onprettig maar niet zo onprettig als de uitzettende ijskristallen die als scherpe naalden door de cellen heen prikken en zo het weefsel van deze kikker in een zacht soepje veranderen.

Zo ver is het gelukkig nog niet, en zo ver zal het ook wel niet komen. Deze kikker is namelijk samen met enkele andere exemplaren overgeplaatst naar een dichtbij gelegen sloot die meer ruimte bied en dus minder snel helemaal dicht vriest.

Tekst: Tim van Leeuwen
Foto: Ernst Jan Penninkhof

donderdag 2 februari 2012

Kluu Kluu Kluu….Roffelt zelden

Een krachtige snavel, brede vleugels en een relatief korte staart. Groene bovendelen, licht grijze onderdelen met een rode kruin en licht gele stuit en onderrug. Geluid: een zeer luid klinkend, lachend kluu-kluu-kluu (bij snelle herhaling naar de ie-klank toe). Roffelt zelden.
Dit is natuurlijk de Groene specht (Picus viridis) dat kan niet missen maar ik vind de Pietersons Vogelgids altijd wel een mooie manier van beschrijven hebben. Vooral de beschrijving van het geluid vind ik geniaal. Dankzij deze beschrijving kunnen we de groene specht nu ook herkennen aan geluid dat niet tot nauwelijks gemaakt word.

Spechten hebben een aantal aanpassingen en gedragingen die ze duidelijk onderscheid van andere vogels. Als eerste natuurlijk die “krachtige snavel”. Die zit daar niet voor niets!
Op zijn eeuwige zoektocht naar insecten headbangt de specht zijn snavel met een snelheid die kan oplopen tot 7 meter per seconde (25 Km/h) tegen de boomschors. Menig metal fan zou hier een zware migraine aan overhouden als hij het al overleeft! Onderzoek heeft aangetoond dat de schedeltjes van deze gevederde timmermannen tot ongeveer 1200g te voorduren kunnen krijgen tijdens een flinke hamerslag. Een normaal mens verliest bewustzijn bij ongeveer 6g en bij de meeste moeten er rouwkaarten besteld worden als we langer dan enkele milliseconden worden blootgesteld aan meer dan 50g.

De specht heeft hier geen last van omdat hij een brein heeft dat klem vast in de schedel zit ingebouwd. Bovendien is het brein erg glad en zit er weinig vocht in het hoofd zodat ze geen last hebben schokgolven die door het breinvocht doorgegeven worden. Ter ondersteuning worden de ergste klappen ook nog opgevangen door sterke spieren en veerkrachtige beenderen.

Als je dit allemaal bekijkt zie je dus dat de specht wel goed beschermt is en dus waarschijnlijk geen hoofdpijn overhoudt aan zijn getimmer. Ondanks deze aanpassingen heb ik toch niet het idee dat het erg plezierig moet zijn om met 25 km/h met je hoofd frontaal tegen een boom aan te botsen…zeker niet als ik dat gemiddeld 12000 keer per dag moet doen. Geen wonder dat de Groen specht zelden roffelt.

Tekst: Tim van Leeuwen
Foto: Robin Kraaij

dinsdag 31 januari 2012

IJsbloemen

“IJsbloemen zijn afzettingen van ijskristallen die vanwege hun vorm met bloemen vergeleken worden.” (Wikipedia) hiervan leren we dan maar weer dat we niet alles wat op Wikipedia staat zomaar klakkeloos over moeten nemen! Onderzoeken is ook goed weten waar je eigenlijk naar zoekt en niet zomaar overal een oorzaak gevolg relatie zien. Maar met deze ijsbloemen kunnen we wel een hypothese opstellen over hoe planten weten wanneer te ontkiemen.

Mijn hypothese is dat het ontkiemen en in bloei komen van planten in belangrijke mate word gereguleerd door de bodem en luchttemperatuur. Ik heb geen onderzoek gedaan of dit klopt of niet maar als je naar de afgelopen dagen kijkt weet je al dat het niets te maken heeft met of het nou Januari is of niet! Robertskruid, Krokus, Winterakoniet, Stengelloze sleutelbloem en dus ook deze Gaspeldoorn ze staan allemaal al in bloei.
Eigelijk is het heel raar om deze planten nu allemaal al in bloei te zien. Bloei kost immers een hoop energie en heeft als doel voortplanting. Die voortplanting word wel moeilijker als je als plant nu bloeit terwijl de bestuivers waarvan je afhankelijk bent pas over ongeveer een maandje of twee beginnen met uitkomen. Vraag is dan natuurlijk: zijn de bestuivers nou laat of de planten nou vroeg?

Het is denk ik maar hoe je het bekijkt. Planten komen in bloei als de temperatuur daar juist voor is (als mijn hypothese tenminste klopt dan!). Dit hoort echter pas rond Februari Maart te gebeuren dus de planten zijn wel een beetje vroeg uit de knop. Maar bestuivers zijn zo geëvolueerd dat ze een bepaalde periode doen over de metamorfose. Deze metamorfose is zo afgestemd dat hij gelijke tred houdt met de piek van de bloeiperiode. Temperatuur heeft hier wel enige invloed op maar een bij doet er nou eenmaal een bepaalde tijd over om van larf bij te worden, net als een baby. Dus eigenlijk lopen de bestuivers ook wel een beetje achter de feiten aan!

Zo zie je maar weer. Natuur, t ’is maar hoe je het bekijkt!

Foto en tekst: Tim van Leeuwen

zondag 29 januari 2012

Vliegende theezakjes


Over het vogeltje dat centraal staat in deze blog kwam medeblogger Robin Kraaij ooit eens met de enigszins aparte uitspraak: ‘als je ze bij hun staartje zou pakken, lijken het net theezakjes!’.

Als je door de gedeeltes met bos van landgoed Larenstein loopt kun je het geluid van de staartmezen haast niet missen. Links, rechts en vooral boven je hoor je ‘Sii-sii-sii’ en ‘Sjrrrp, sjrrrp’. Als je dan even stil blijft staan en even goed zoekt zie je daar hele families van kleine zwart-wit-met-een-beetje-roze bolletjes met, in verhouding tot hun lichaam, een enorm lange staart. Ze eten vooral insecten en halen vele acrobatische capriolen uit om die te pakken te krijgen; ze hangen bijna vaker op de kop aan takjes dan dat ze er rechtop op zitten.

Om ze nu als theezakjes te bestempelen gaat me wat ver, maar echte mezen zijn het ook niet. De staartmezen vormen een eigen taxonomische groep met vele ondersoorten. In Nederland is het hele jaar door de ondersoort europeaus te vinden (zie foto). In verenkleed is deze soort bijna net zo variabel als een buizerd; er zijn donkere en hele lichte variaties te vinden. Vooral de laatste zorgen nog wel eens verwarring onder vogelaars. Er is een noordelijke ondersoort met de naam Witkopstaartmees (ondersoort caudatus). Deze heeft, behalve een zeer witte kop, ook een spierwitte buik en een wollig voorkomen. Ook heeft de witkopstaartmees een scherpe afscheiding tussen het de witte kop en het zwart op de rug. Wanneer een licht uitgevallen ‘gewone’ staartmees niet voldoet aan de eisen om een witkopstaartmees genoemd te worden, noemen vogelaars hem witkoppige staartmees, hetgeen eigenlijk een ‘gewone’ staartmees is. Tijdens het schrijven hiervan raak ik zelf al in de war, laat staan als je in het veld staat met je verrekijker… Gelukkig zijn gevallen van echte witkopstaartmezen doorgaans zeldzaam in Nederland. Alleen in het najaar en winter willen ze nog wel eens vanuit Scandinavië, Rusland of Oost-Europa deze kant op komen en zich mengen met een familie gewone staartmezen. Het kan dus de moeite lonen om in de winter in zo’n groep staartmezen te speuren naar de zeldzame witkopstaartmees. Maar je bent nu gewaarschuwd voor de instinker van de witkoppige variant!

Tekst en foto: Ernstjan Penninkhof

vrijdag 20 januari 2012

De balans opmaken



Aan het eind van het jaar maken wij graag even de balans op van 2011. Heeft het bijvoorbeeld veel geregend vorig jaar of zijn er maanden dat het enorm droog en heet geweest is?
Met dank aan Alfons van Bussel. Hij is tuinman van Landgoed Larenstein en houd met behulp van de het weerstation op het dak van de werkschuur de weergegevens bij voor landgoed Larenstein. Vroeger werden deze gegevens gebruikt bij de proef met de daktuinen die tegenover de ringentuin staan. Deze proef met de daktuinen is inmiddels over maar er word nog altijd dankbaar gebruikgemaakt van de weergegevens voor het bepalen wanneer er water gegeven moet worden.
Maar wat kunnen wij er nou aan zien? Op het moment zijn er nog maar van 3 jaren weergegevens beschikbaar dus kunnen we nog niet zo veel zeggen over trends en dergelijke. In de toekomst is dat misschien wel mogelijk, maar voor nu kunnen we alleen kijken naar wat er het afgelopen jaar gebeurd is.
2011 was een raar jaar. Het voorjaar was droog en warm terwijl de zomer juist heel nat was. Toch kunnen we uit de regengegevens zien dat veel regen in de zomer niet uitzonderlijk is. Augustus en Juli zijn namelijk steeds de twee natste maanden van het jaar geweest. Voor mij was dit wel een verrassing omdat ik persoonlijk de natste maand in de periode September tot December had gezocht. Waar dit nou precies aan ligt en of dit een trend is of niet valt met 3 jaar metingen nog niet te zeggen, maar opvallend is het in ieder geval! Leuk om zo dingen te ontdekken over een plaats die je verwacht toch eigenlijk wel heel goed te kennen.
Wil jij meer weer zien? Op de landgoedpagina van de LaarX site kun je nog meer weergrafieken vinden.

Tekst: Tim van Leeuwen
Met dank aan: Alle tuinmannen van Landgoed Larenstein maar in het bijzonder aan Alfons van Bussel

zaterdag 14 januari 2012

Microkosmos Larenstein

Vogels, planten, mossen, korstmossen en grote insecten. Al deze dingen kun je makkelijk met het blote oog zien. Maar wat zien we nou als we een keer een korstmos als universum nemen? Met die vraag in mijn achterhoofd trok ik vanmiddag Landgoed Larenstein op.

Na een klein stukje Groot dooiermos (Xanthoria parietina) van een boom te hebben geschraapt ging ik weer op weg naar huis om dit eens wat nader te bekijken onder de microscoop. Van dichtbij zag dit stukje korstmos er net uit als het oppervlakte van een planeet met veel vulkaankraters, geel van het zwavel dat uit het binnenste van die planeet afkomstig zou kunnen zijn. Tussen de kraters door wandelde ineens een vreeswekkend monster het beeld in! Snel wat water er over heen en zo bleef het beest gevangen en kon ik het rustig bestuderen.

Ik ben natuurlijk niet alwetend maar met internet en raad van goede vrienden kom je een heel eind. Het woeste dier onder de microscoop bleek een onvolwassen (nymf) stofluis te zijn. Met de determinatiesleutel voor stofluizen kwam ik er helaas niet uit (nymfen mogen niet mee doen), ook de experts op waarneming.nl wisten het niet. Stofluizen zijn familie van de hoofdluizen en bladluizen maar dan veel kleiner. Ze zijn heel algemeen en wonen op vochtige plaatsen zoals de schors van bomen en tussen het bladafval. Daar leven ze van schimmels en andere lekkernijen. In totaal zijn er ongeveer 5500 (!) soorten stofluizen en soortgelijke insecten bestaan waarschijnlijk al sinds 295000000 jaar geleden (!). geen wonder dat ze zo stoffig zijn dus!

Tekst en foto: Tim van Leeuwen