donderdag 21 februari 2013

Het Goudhaantje


In de serie van blogs over kleine soorten met mosbloempje en mossen nu de kleinste vogel van Europa: het Goudhaantje. Goudhaantjes hebben een olijfgroen verenkleed. Daarnaast zijn ze zeer makkelijk te herkennen omdat er een gele streep over de kop loopt. Bij het mannetje is deze streep iets oranje gekleurd.  De roep en zang is een serie van hoge tonen. De wat oudere lezers moet ik helaas teleurstellen. De frequentie van het geluid is zo hoog dat deze voor oudere mensen vaak niet te horen is.

Goudhaantjes zijn vogels die je vooral in naaldbossen zult aantreffen. Zo zag ik vandaag een paar Goudhaantjes in de Corsicaanse en Oostenrijkse den op het landgoed. Tijdens het foerageren zoeken de vogeltjes naar insecten tussen de dennennaalden. Hierbij blijven ze af en toe ook een stukje in de lucht vliegen als een kolibrie. Hoewel Goudhaantjes niet zo schuw zijn is het toch lastig om ze op de foto te zetten. De kleine vogeltjes lijken een enorm haast te hebben en zitten geen moment stil.
 
 
In Nederland leven naar schatting 40.000 tot 50.000 Goudhaantjes.
De aanplant van naaldbos in de loop van de 20e eeuw heeft er sterk aan bijgedragen dat het aantal Goudhaantjes is gestegen. Momenteel neemt het aantal broedvogels echter af, dit komt waarschijnlijk omdat Goudhaantjes niet bestand zijn tegen strenge winters. Om de populaties op peil te houden zorgen Goudhaantjes voor veel nakomelingen, per broedseizoen kan een paartje Goudhaantjes twee nesten van 10 jongen grootbrengen.

Mocht je ook een Goudhaantje willen zien, speur de naaldbomen op het landgoed af en let op kenmerkende geluid.
 
Tekst en foto: Jurgen Rotteveel.
 
Bron:
- Sovon vogelonderzoek Nederland 2002 - Atlas van Nederlandse Broedvogels – KNNV – Leiden
- ANWB Vogelgids van Europa - Lars Svensson - ANWB Media Den Haag - 2010

- www.sovon.nl
- www.waarneming.nl
Geluid van de Goudhaan: http://waarneming.nl/soort/sounds/99

vrijdag 15 februari 2013

Dood hout leeft


Staand dood hout op de Veluwezoom, een ruwe berk (Betula pendula)
Op het landgoed is veel dood hout te vinden, voornamelijk liggend dood hout. Dood hout is een belangrijk element in het ecosysteem. Veel diersoorten maken hier dankbaar gebruik van. Dood hout doet leven; er leven veel kleine organismen in dood hout zoals pissebedden, spinnen, larven en kevers. Een aantal vogelsoorten gebruikt dood hout als foerageerhabitat. Mooie voorbeelden zijn de zwarte specht (Dryocopus martius), kleine bonte specht (Dendrocopos minor), grote bonte specht (Dendrocopos major) en boomklever (Sitta europaea).

Ook dikke, oude bomen zijn voor een aantal fauna soorten onmisbaar. Op het landgoed zijn deze genoeg te vinden in de vorm van bijvoorbeeld dikke Beuken. Degene die tijdens een wandeling over het landgoed zijn ogen de kost geeft en/of zijn oren spitst, kan al snel oog in oog komen te staan met een boomklever of een grote bonte specht horen roffelen, deze twee soorten komen algemeen voor op het landgoed. De kleine bonte specht wordt ook regelmatig gezien op het landgoed, maar is een stuk schaarser. Een andere vogelsoort die het moet hebben van oude bomen, is de bosuil. Deze soort broedt net als spechten graag in dikke holle bomen. ’s Avonds kan men met geluk een bosuil horen roepen op het landgoed. Ook zoogdieren zoals vleermuizen en boommarter (Martes martes) zijn typische bewoners van oude bomen. De boommarter wordt een enkele keer gezien op het landgoed.

De laatste jaren zijn soorten zoals de boommarter, Bbomklever en bosuil bezig met een opmars in Nederland. Dit zegt iets over onze bossen, parken en landgoederen over het algemeen. Onze bossen worden ouder, en  het aandeel aan monumentale, dikke bomen op parken en landgoederen neemt toe. Op sommige landgoederen zijn bepaalde bomen aangewezen als monument en opgenomen in de monumentenwet. Dit betekend dat deze bomen niet zomaar beschadigd of weggekapt mogen worden. Beheerders van bos- en natuurgebieden werken vaker ‘rommelig’ en laten veel dood hout liggen en staan, wat gunstig uitpakt voor de biodiversiteit.
 
Tekst en foto: Willem Bosma

vrijdag 8 februari 2013

Mos on the rocks!

Nee.. Geen mos in een glas met ijsklontjes, maar mossen groeiend op steen.

In tegenstelling tot een aantal ‘allrounders’ hebben namelijk veel mos soorten een bepaalde voorkeur wat betreft hun standplaats. De ene soort is een typische  grondgebonden soort, de ander een zogenaamde ‘epifyt’. Epifytische mossen groeien op andere organismen (bijv. boomstammen) of overblijfselen daarvan (dood hout). Ten slotte zijn er ook mossen die juist een stenige standplaats prefereren. Deze mossen groeien vaak in een urbane omgeving, bijvoorbeeld op natuursteen (rotsblokken) en muren.

Ga maar eens kijken op de blokken bij de entree van de leveranciersingang, achter het schoolgebouw Hier zijn ,op een nog geen halve vierkante meter op het blok, al gauw vijf verschillende mossoorten te vinden (korstmossen niet meegerekend).

Een van de typische mossoorten van steen is de gesteelde haarmuts (Orthotrichum anomalum). Het mosje heeft zwartgroene blaadjes welke stervormig uitstaan en groeit in polletjes.  Opvallend zijn de eivormige sporenkapseltjes met spitsje welke net iets boven de blaadjes uitkomen (zie foto 1).

Daarnaast vind je op de rots ook gewoon muursterretje (Tortula muralis). Deze soort is  herkenbaar is als een laagblijvend mosje met glasharen (grijze haartjes). De langwerpig spitse sporenkapseltje zijn naar verhouding lang gesteeld (zie foto 2).

Het gewoon muisjesmos (Grimmia pulvinata) daarentegen heeft juist weer een kort, omgekrulde steeltjes met bolle kapsels. Voorts groeit de soort als een groen-grijs kussentje door zijn vele opvallende glasharen (zie foto 3).

Foto 1: Gesteelde haarmuts      
Foto 2: Gewoon muursterretje
Foto 3: Gewoon muisjesmos

Kortom, weer geen ijsvogel tegengekomen? Geen herkenbare planten meer te vinden? Werp je blik dan eens op de mossenwereld van Larenstein. Er zijn reeds zeker 100 soorten geïnventariseerd dus er is genoeg te zien!

Tekst en foto’s: Tim van de Vondervoort

Bron: Fotogids Mossen - Klaas van Dort- KNNV uitgeverij Zeist 2010